In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van de minderjarige [de minderjarige]. De ouders, de moeder en de vader, zijn verwikkeld in een juridische strijd over de opvoeding en verzorging van hun kind, die inmiddels zeven jaar oud is. De moeder, vertegenwoordigd door mr. K.H.P. Selcraig, heeft in het principaal hoger beroep verzocht om vervangende toestemming voor een klinische gezinsopname, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. M.E. van der Zouw, in het incidenteel hoger beroep het gezamenlijk gezag wil beëindigen en alleen het gezag over de minderjarige wil krijgen. Het hof heeft eerder op 25 november 2014 een tussenbeschikking gegeven en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen. In de zitting van 19 juni 2015 zijn beide ouders en hun advocaten verschenen, evenals de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord. Het hof heeft geconcludeerd dat er mogelijk zwaarwegende redenen zijn die zich verzetten tegen een langer hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder, en dat het in het belang van de minderjarige is dat zij haar hoofdverblijf bij de vader heeft. Echter, het hof heeft onvoldoende informatie over het opvoedingsklimaat bij de vader om een definitieve beslissing te nemen. Daarom heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden en de Raad verzocht om aanvullend onderzoek. De moeder heeft haar verzoeken in hoger beroep ingetrokken, wat het hof als een positieve ontwikkeling beschouwt. Het hof heeft besloten om de definitieve beslissing over het hoofdverblijf aan te houden voor zes maanden en de Raad te verzoeken om binnen die termijn te rapporteren. De zorgregeling is aangepast, waarbij de minderjarige bij de vader zal zijn van woensdagmiddag na school tot maandag naar school en de helft van de schoolvakanties.