Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna te noemen: de stichting.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van de vader over zijn minderjarige zoon, geboren in 1997. De vader was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 11 juli 2014 had besloten om de ouders te ontheffen van het ouderlijk gezag over hun zoon, die onder toezicht was gesteld en in een woongroep verbleef. De vader verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af te wijzen.
Het hof heeft de zaak behandeld op 16 januari 2015, waarbij de vader, zijn advocaat en een tolk aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting William Schrikker Jeugdbescherming waren ook vertegenwoordigd. De minderjarige had de gelegenheid om zijn mening te geven, wat hij deed via een brief. De moeder van de minderjarige was in eerste aanleg betrokken, maar werd niet als belanghebbende beschouwd in deze procedure.
Het hof overwoog dat de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing langer hadden geduurd dan de wettelijke termijnen en dat er geen perspectief was op terugplaatsing bij de ouders. De rechtbank had voldoende gemotiveerd dat de vader ongeschikt was om zijn zorgplicht te vervullen. Het hof schaarde zich achter deze overwegingen en concludeerde dat de vader niet in staat was om de noodzakelijke hulpverlening te aanvaarden. De bestreden beschikking werd bekrachtigd, wat betekent dat de ontheffing van het gezag over de minderjarige werd gehandhaafd.