Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- Niet is vast te stellen of [appellant] bij de overdracht om niet van zijn eenmanszaak [naam bedrijf 1] aan een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid van zijn familie te goeder trouw heeft gehandeld. Een curator in een faillissement is de aangewezen persoon om een onderzoek naar deze overdracht te doen.
- Vanaf de start van zijn onderneming heeft [appellant] geen precariorechten aan de gemeente betaald. Een curator dient te onderzoeken of deze schuld te goeder trouw is ontstaan en of [appellant] zijn onderneming niet te lang heeft voortgezet nadat hem duidelijk was geworden dat de onderneming niet levensvatbaar was.
- De schulden aan het CJIB moeten (naar hun aard) als niet te goeder trouw ontstaan worden aangemerkt.
- [appellant] weet ten aanzien van een aantal schulden niet hoe deze zijn ontstaan en wat er met het verstrekte krediet is gebeurd. Dit geldt met name voor de vordering van € 53.187,46 van Hoist B.V. voor de verbouwing van het café (deze verbouwing staat slechts voor € 20.160,04 op de balans van de onderneming) en de recente vorderingen van € 3.789,- van Keurmerk Verhuurdersbelangen en van € 7.721,31 van de LAVG.
- De schuld aan Hoist is ontstaan doordat [appellant] in 2004 op verzoek van zijn broer in goed vertrouwen een lening is aangegaan; het daaruit verkregen geld heeft hij aan zijn broer ter beschikking gesteld ten behoeve van diens onderneming. In 2006 is het bedrijf van zijn broer echter failliet gegaan. [appellant] was bij dit bedrijf in dienst.
- De broer van [appellant] is daarna [naam bedrijf 1] begonnen. Toen deze goed lopende onderneming hem wat te veel werd, heeft hij [appellant] gevraagd erbij te komen. Zij zijn toen een VOF aangegaan. Kort daarna heeft de broer van [appellant] zich teruggetrokken en heeft [appellant] , nadat de boekhouder van het café had verklaard daartegen geen bezwaren te zien, het café als eenmanszaak voortgezet. Na de overname kwam er echter al snel een waslijst met problemen boven water. De boekhouder van toen heeft de zaken niet goed aangepakt en heeft de problemen alleen maar groter laten worden. [appellant] erkent dat hij zowel ten aanzien van zijn broer als de toenmalige boekhouder te goed van vertrouwen is geweest.
- Het is juist dat op de balans van 2013 een aanzienlijke belastingschuld voorkomt. Nadien is er wel wat belasting betaald, maar hoeveel en of de belastingschuld in zijn totaliteit is toe- of afgenomen ten aanzien van de schuld in 2013 weet [appellant] niet. In een recent gesprek met de Belastingdienst heeft deze echter te kennen gegeven dat de belastingschuld zal worden kwijtgescholden als [appellant] wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De belastingschuld is dan ook niet vermeld op de bij het toelatingsverzoek behorende schuldenlijst. De Belastingdienst wil deze toezegging echter niet schriftelijk bevestigen zolang op het toelatingsverzoek niet is beslist. Op korte termijn vindt een bespreking met de belastingdienst plaats.
- In februari 2014 heeft [appellant] het café ingebracht in de besloten vennootschap [naam bedrijf 2] [appellant] zelf was directeur en enig aandeelhouder van deze vennootschap. Van de overname van [naam bedrijf 1] door [naam bedrijf 2] zijn geen stukken opgemaakt. [appellant] kan zich niet herinneren of en hoeveel [naam bedrijf 2] heeft betaald voor de inbreng van het cafébedrijf. Wel heeft de vennootschap een aantal grotere schulden overgenomen. Na de overname zijn de schulden verder opgelopen. Zijn juridisch adviseur Van Diepen zou hem helpen bij het op orde brengen van de onderneming, maar ook deze heeft [appellant] laten zitten. Deze vennootschap is in maart 2015 failliet verklaard.
- Alleen aan de grootste schuldeiser en aanvrager van het faillissement, Hoist B.V., is een minnelijke regeling aangeboden, waarin [appellant] heeft voorgesteld om 10% van de vordering tegen finale kwijting te voldoen. Nadat dit voorstel door Hoist was afgewezen, is haar enkele weken geleden een aanbod gedaan van 20% tegen finale kwijting. Hoist heeft door vakanties nog niet op dit tweede voorstel kunnen reageren. [appellant] verzoekt het hof dan ook verder uitstel van de mondelinge behandeling om de reactie van Hoist op dit voorstel af te kunnen wachten. Indien het aanbod wordt geaccepteerd, is een toelating tot de schuldsaneringsregeling niet nodig en kan het hoger beroep worden ingetrokken.
- [appellant] heeft de overige schuldeisers geen aanbod gedaan omdat volgens de oproepingsbrief van de rechtbank een minnelijk traject in gevallen als deze achterwege kan worden gelaten. [appellant] legt een kopie van de oproepingsbrief van 1 september 2014 aan het hof over.