ECLI:NL:GHARL:2015:6528

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
200.170.747/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen en onderzoek naar opvoedingsklimaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 23 februari 2015 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 1 maart 2016. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling af te wijzen. De GI, Jeugdbescherming Overijssel, heeft het verzoek van de vader bestreden en stelde dat de zorgen over het opvoedingsklimaat van de vader nog steeds aanwezig zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2015 zijn de vader en zijn advocaat, mr. J.M.M. Pater, verschenen, evenals vertegenwoordigers van de GI. Het hof heeft vastgesteld dat er een ernstig verstoorde verstandhouding bestaat tussen de vader en de grootouders (moederszijde) van de kinderen, wat de omgang tussen hen bemoeilijkt. De vader heeft zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen bij de grootouders, vooral in het licht van eerdere meldingen van grensoverschrijdend gedrag. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de vraag of de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd indien zij bij de vader verblijven. De beslissing over de verlenging van de ondertoezichtstelling is aangehouden in afwachting van de uitkomst van dit onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.170.747/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/167789/JE RK 15-203)
beschikking van de familiekamer van 27 augustus 2015
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.M. Pater, kantoorhoudend te Emmeloord,
tegen
Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 23 februari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 20 mei 2015, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2007, en [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2011, tot 1 maart 2016, af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 juni 2015, heeft de GI het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een journaalbericht met bijlagen van 9 juni 2015 van mr. Pater;
- een journaalbericht met bijlage van 6 juli 2015 van mr. Pater;
- een brief van 8 juni 2015 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad);
- een brief van 17 juni 2015 van de raad;
- een brief van 25 juni 2015 van de raad.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 11 augustus 2015 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader en mr. Pater. Namens de GI zijn verschenen mevrouw [B] en mevrouw [C] .
2.5
Na de mondelinge behandeling is - met instemming van het hof - binnengekomen een brief van 12 augustus 2015 van de GI met als bijlagen het verzoek van de raad inzake het gezag van 16 oktober 2014 en het definitieve raadsrapport (onderzoek ouderlijk gezag/voogdij) van 14 oktober 2014.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en mevrouw [D] (hierna: de moeder) hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] geboren.
3.2
[in] 2014 is de moeder van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] overleden. Zij oefende het gezag over hen alleen uit.
3.3
Bij beschikking van 25 juli 2014 heeft de kinderrechter de minderjarigen voorlopig onder voogdij gesteld. Bij beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2014 is de vader met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] belast.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2014 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van diezelfde datum onder toezicht gesteld van de stichting voor de duur van vier maanden, derhalve tot 1 maart 2015.
3.5
Bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 10 februari 2015, heeft de GI verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.6
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd voor de duur van een jaar, derhalve tot 1 maart 2016.
3.7
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven sinds maart, althans april, 2015 bij een tante (vaderszijde) in [E] .

4.De motivering van de beslissing

4.1
De kinderrechter kan, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met ten hoogste een jaar.
4.2
De vader betwist dat daaraan is voldaan en heeft - kort samengevat - het volgende aangevoerd. De ondertoezichtstelling is uitgesproken vanwege het verstoorde contact tussen de vader en de grootouders (moederszijde), waardoor omgang tussen de grootouders en de kinderen niet was gewaarborgd. Inmiddels vindt er omgang plaats tussen de grootouders (moederszijde) en de kinderen en verloopt de communicatie tussen de vader en de grootouders redelijk goed. Ondanks dat het doel van de ondertoezichtstelling is bereikt, worden aan de vader steeds meer eisen gesteld, te weten ten aanzien van zijn woonplaats en financiën. De vader is onderzocht door [F] en de raad, waarna geconcludeerd is dat hij in staat is de kinderen een veilig opvoedingsklimaat te bieden. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij vanaf het moment dat de kinderen bij hem woonden door buurtbewoners en familieleden van de moeder in de gaten werd gehouden en dat zij diverse zorgmeldingen hebben gedaan. De samenwerking tussen de vader en de GI verloopt slecht. De vader wordt op deze slechte samenwerking afgerekend. De vader heeft voorts ter zitting aangegeven dat hij op is en niet meer weet hoe hij uit de onderhavige situatie moet komen. In zijn beleving kan hij niets goeds doen in de ogen van de GI. Hij heeft angst voor de GI. De vader heeft getracht zijn beleving met de GI bespreekbaar te maken, maar dit heeft geen vruchten afgeworpen. De zorgen omtrent drugs- en alcoholgebruik door de vader, heeft hij weersproken. [de minderjarige1] heeft vader verteld dat er grensoverschrijdend gedrag is geweest van opa (moederszijde) zowel seksueel als fysiek. [de minderjarige2] heeft een gelijkluidend verhaal verteld. Het toezicht dat vader wenste te hebben tijdens de omgang tussen de grootouders (mz) en de kinderen is derhalve legitiem. Voorheen verbleven de kinderen
met hun moederbij grootouders. De weerstand van vader is geen onwil maar bescherming van de kinderen en zorgen om de veiligheid van de kinderen. De vader is van mening dat de zaak met hem ''aan de haal" is gegaan. Hij heeft de indruk dat zijn melding van misbruik van [de minderjarige1] door de grootvader (moederszijde) tegen hem is gaan werken.
4.3
De GI heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de grond voor een verlenging van ondertoezichtstelling van de kinderen onverkort bestaat. Er zijn zorgen over het opvoedingsklimaat van de vader. De kinderen verblijven nu (op vrijwillige basis) bij tante [G] . In de brief van 1 mei 2015 heeft de GI aangegeven welke voorwaarden aan de vader worden gesteld om de verzorging en de opvoeding van de kinderen weer op zich te kunnen nemen. Volgens de GI heeft de vader zijn huisvesting niet op orde en is er onvoldoende zicht op zijn financiën. Bovendien laat de vader verward gedrag zien en zijn er signalen over drugs- en alcoholgebruik. Er zijn verschillende zorgmeldingen gedaan. De GI is van mening dat de bezoekregeling tussen de grootouders (moederszijde) en de kinderen stroef verloopt vanwege de moeizame communicatie aan de zijde van de vader. Tevens is de vader moeilijk bereikbaar en komt hij afspraken ten aanzien van de kinderen niet na. De GI heeft inmiddels een verzoek bij de rechtbank ingediend om een machtiging te verlenen de kinderen uit huis te plaatsen teneinde hun verblijf bij de tante (vaderszijde) veilig te stellen.
4.4
Het hof overweegt dat het op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting thans niet te beoordelen is of voldaan wordt aan de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, om de duur van de ondertoezichtstelling te verlengen tot 1 maart 2016. Het hof overweegt daartoe als volgt.
4.5
Hoewel het tot stand komen van contact tussen de grootouders en de kinderen in eerste instantie het belangrijkste doel van de ondertoezichtstelling betrof, is ter zitting gebleken dat dit doel inmiddels is gewijzigd. Volgens de GI zijn thans de voornaamste doelen dat het verblijf van de kinderen bij de tante (vaderszijde) veilig wordt gesteld en dat contact tussen de vader en de kinderen wordt bevorderd. Het hof constateert dat de kinderen thans weinig contact met de vader hebben, terwijl zij ruim een jaar geleden hun moeder zijn verloren. Ter zitting is naar voren gekomen dat de kinderen de vader missen en dat [de minderjarige1] weer bij zijn vader wil wonen. De belangen van de kinderen dienen in deze een eerste overweging te vormen en het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het belang van de kinderen bij het behoud van de opvoedingssituatie bij de vader in de verdrukking zijn gekomen door het gewicht dat gedurende de ondertoezichtstelling is gegeven aan het behoud van het contact van de minderjarigen met de grootouders en er wellicht ook onvoldoende oog is geweest voor de ernstig verstoorde verstandhouding tussen de vader en de grootouders. Zijn zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de grootouders dient in het licht te worden gezien van het feit dat de vader aangeeft dat de moeder heeft aangegeven dat zij seksueel is misbruikt. Ook dienen zijn zorgen in het licht te worden gezien van het feit dat reeds voor het overlijden van de moeder sprake was van een ernstig verstoorde verstandhouding tussen de vader en de grootouders die ook duidelijk blijkt uit het verloop van de begrafenis van de moeder waar de vader en zijn familie zijn geweerd.
4.6
Uit de stukken blijkt evenwel dat de kinderen - tot aan het overlijden van de moeder - ieder weekend, van vrijdagmiddag tot maandagochtend, en op de woensdagen bij de vader verbleven. Uit het raadsrapport van 14 oktober 2014 - dat is opgesteld in verband met de vraag of de vader met het gezag over de kinderen dient te worden belast - blijkt dat er sprake is van een hechte band tussen de vader en de kinderen en dat de vader goed voor hen zorgt. De raad acht het in het belang van de kinderen dat zij bij de vader gaan wonen. De raad acht het noodzakelijk dat de vader in de overgangsperiode, waarin vele zaken geregeld dienen te worden en aan de kinderen veel uitgelegd dient te worden, wordt ondersteund door een gezinsvoogd. Dit te meer vanwege de uitspraken van de kinderen, die erop duiden dat zij klem zitten. De raad vertrouwt erop dat de vader de belangen van de kinderen ten aanzien van contact met de familie van de moeder zwaar zal laten wegen.
4.7
Bovendien betrekt het hof bij zijn oordeel dat de standpunten van de vader en de GI ten aanzien van de vraag of de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd indien de vader de verzorging en opvoeding weer op zich zal nemen, zeer uiteenlopen. De vader en de GI hebben een volstrekt andere visie ten aanzien van de gang van zaken gedurende de ondertoezichtstelling. Zo wijken hun visies over de kwaliteit van de huidige communicatie tussen de vader en de grootouders (moederszijde) sterk van elkaar af. Tevens is ter zitting naar voren gekomen dat volgens de GI in overleg met de vader is besloten dat de kinderen naar een school in [E] zouden gaan, maar dat de vader zich onder druk voelde gezet om hieraan mee te werken. Voorts heeft de GI aangevoerd dat de kinderen van de ene op de andere dag van school zijn gewisseld, terwijl de vader nog niet in [E] woonde. De vader heeft daarentegen aangegeven dat hij de kinderen van school heeft gehaald, omdat hij bang was dat de kinderen gepest zouden gaan worden en omdat er veel is gebeurd; de moeder lag opgebaard op school, de rouwdienst is aldaar gehouden en iedereen heeft kunnen zien dat vaders familieleden werden geweigerd om afscheid te nemen en dat zij vervolgens de school via de zij-ingang hebben moeten verlaten. Ook heeft de GI te kennen gegeven dat van de vader wordt verwacht dat hij een stabiel inkomen heeft, althans in ieder geval een inkomen dat inzichtelijk is, en dat het de keuze van de vader geweest om zijn onderneming te staken en een uitkering aan te vragen. De vader is evenwel van mening dat hij geen keuze heeft gehad, maar dat de GI hem hiertoe heeft aangespoord. De zorgen van de GI over de vader zijn mede gebaseerd op een zorgmelding waarbij de vader zijn woning kort en klein zou hebben geslagen. Volgens de GI is de vader door de politie verward en gewond in zijn woning aangetroffen en heeft de politie hem meegenomen naar het politiebureau, omdat hij dusdanig verward was dat de politie hem niet alleen wilde achterlaten. De vader heeft daarentegen aangegeven dat hij aan het verhuizen en inrichten was en dat hij door het breken van een spiegel gewond is geraakt. Hij heeft een nacht doorgebracht op het politiebureau en is bezocht door een arts van de GGZ, die vond dat er niets bijzonders met vader aan de hand was. Volgens de vader is het incident volledig uit zijn context getrokken.
4.8
Nu het hof niet in staat is te beoordelen of de gronden voor een ondertoezichtstelling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn, zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken om een (verkort) onderzoek in te stellen naar de vraag of de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd indien zij bij de vader verblijven en in hoeverre het opvoedingsklimaat bij de vader tegemoet komt aan de belangen van de kinderen. Het hof zal de raad verzoeken om over het vorenstaande te adviseren en te rapporteren vóór
8 oktober 2015dan wel zoveel eerder als mogelijk. Het hof zal de beslissing ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling aanhouden in afwachting van de uitkomst van het raadsonderzoek en bepalen dat de zaak opnieuw zal worden behandeld op een nader te bepalen dag en tijdstip.
4.9
Gelet op het voorgaande zal het hof beslissen als hierna vermeld.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
alvorens definitief te beslissen:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek in te stellen als hiervoor onder 4.8 omschreven en daaromtrent te rapporteren vóór
8 oktober 2015, dan wel zoveel eerder als mogelijk is;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming te bepalen datum, waarvoor partijen en de Raad voor de Kinderbescherming zullen worden opgeroepen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. M.P. den Hollander en mr. I.A. Vermeulen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 augustus 2015 in bijzijn van de griffier.