In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [kind]. De moeder van [kind] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter van 20 mei 2015, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 26 november 2015. De moeder verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de machtiging af te wijzen, dan wel voor een kortere duur toe te wijzen, teneinde een terugkeertraject te starten en de omgangsregeling uit te breiden.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail besproken. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de GI vertegenwoordigd werd door twee jeugdbeschermers. De vader van [kind] was aanwezig als informant. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [kind]. De moeder heeft betoogd dat zij aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt in haar opvoedingsvaardigheden en dat de GI niet heeft meegewerkt aan een onderzoek naar haar mogelijkheden om [kind] terug te plaatsen.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de uithuisplaatsing van [kind] nog steeds noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. De moeder heeft verzocht om een deskundigenonderzoek naar haar opvoedingsvaardigheden, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het niet zou leiden tot een beslissing in de huidige zaak. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 26 november 2015.