Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten,
zetelend te Barendrecht,
appellante,
hierna: SNCU,
advocaat: mr. M.H.D. Vergouwen,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidVelocitas Personeelsdiensten B.V.,gevestigd te Didam,
[geïntimeerde sub 2].,
bestuurder van geïntimeerde sub 1,
geïntimeerden,
1.Het geding in eerste aanleg
28 juni 2012, 22 mei 2013 en 20 november 2013 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Zutphen) tussen Velocitas c.s. als gedaagden en SNCU als eiseres heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 3 februari 2014;
- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis;
- de memorie van antwoord;
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities. Hierbij is akte verleend van het in het geding brengen van de stukken die bij berichten van 27 oktober 2014 (producties 30 en 31) en
3.De vaststaande feiten
In de CAO Uitzendkrachten is in artikel 1 de uitzendonderneming gedefinieerd als:
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers”. De uitzendkracht wordt daar gedefinieerd als “
de natuurlijke persoon die met de uitzendonderneming een uitzendovereenkomst aangaat” en de daar gegeven definitie van het begrip “uitzendovereenkomst” is gelijk aan de wettelijke omschrijving van artikel 7:690 BW.
In artikel 2 van de CAO Uitzendkrachten is het volgende bepaald over de werkingssfeer:
“
De CAO is van toepassing op de uitzendovereenkomsten tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming, indien en voorzover de omvang van de uitzendloonsom tenminste
De CAO Sociaal Fonds kent eenzelfde werkingssfeer.
Naleving”) van de CAO Uitzendkrachten luidt als volgt:
1. Er is een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) opgericht door de partijen betrokken bij de CAO.2. De statuten en reglementen van de SNCU zijn vastgelegd in de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.”
Naleving”) van de CAO Sociaal Fonds luidt als volgt:
“
1. Er is een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) opgericht door de partijen betrokken bij deze CAO waarvan de Statuten en Reglementen I en II integraal onderdeel uitmaken van deze CAO.2. De SNCU dient erop toe te zien, dat de bepalingen van deze CAO algemeen en volledig worden nageleefd en is door de partijen betrokken bij deze CAO gemachtigd al datgene te verrichten dat daartoe nuttig en noodzakelijk kan zijn.”
“
De werkgever is verplicht zijn volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de CNCU, gericht op naleving van de CAO’s. Binnen een door de CNCU gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de werkgever aan de CNCU ter beschikking worden gesteld.”. In het tweede lid van dit artikel is vastgelegd, dat “
het aantonen dat de CAO’s getrouwelijk wordt nageleefd moet ondermeer blijken uit de door of namens werkgever gevoerde inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijdenadministratie”, waarna een opsomming van gegevens volgt.
3.7 Artikel 5 van het Reglement II luidt:
De werkwijze van de CNCU is als volgt:
1. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende ten minste tien werkdagen nalatig blijft de vanwege de SNCU verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de CAO’s naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan de SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende tien werkdagen volhardt bij het niet naleven van de CAO’s op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij - onverminderd het gestelde onder a. - verplicht aan de SNCU een door het bestuur te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening worden gehouden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO’s. De SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Het bestuur van de SNCU heeft in juni 2006 een beleid vastgesteld inzake een gestaffelde forfaitaire schadevergoeding methodiek. Deze methodiek houdt rekening met de:
Omvang van de onderneming
Duur van de overtreding(en)
Aard van de overtreding(en) (…)
Krachtens de bevoegdheid opgenomen in artikel 6 bij niet meewerken, ongeacht het moment waarop of waaraan (aan een controle of het volharden na ingebrekestelling in de weigering van aanlevering van verzochte bescheiden) zal de SNCU na ingebrekestelling van en sommatie aan de onderneming bij de rechter vorderen:
(…) Naar verwachting gaat hier een schrikeffect van uit waardoor de niet meewerkende onderneming alsnog meewerkt. (…) De rechter zal de hoogte van de schadevergoeding naar alle waarschijnlijkheid matigen maar de onderneming zal desondanks worden gestraft voor niet meewerken.”
“
SBI- code: 78201 - Uitzendbureaus
26 september 2011 heeft SNCU Velocitas voor de tweede maal aangemaand.
18 november 2011 heeft SNCU deze sommatie en ingebrekestelling herhaald en tevens aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.785,-.
“
Projectomschrijving
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Zijn CAO’s van toepassing?
23 juni 2009, nr. 113, van 25 juni 2009 tot en met 27 maart 2011. De CAO Sociaal Fonds was algemeen verbindend verklaard voor de periode van 30 september 2008 tot en met 30 maart 2009 en over de periode 28 juni 2009 tot en met 27 maart 2011. Het hof stelt vast dat de desbetreffende CAO’s algemeen verbindend waren gedurende de onderzoeksperiode december 2009 tot en met januari 2011. Het verweer van Velocitas dat de onderzoeksperiode buiten de periode van algemeen verbindendverklaring valt, wordt daarmee verworpen. De omstandigheid dat SNCU bij brief van 18 augustus 2011 Velocitas heeft verzocht tot het aanleveren van afschriften van een selectie van de administratieve bescheiden over de periode januari 2009 tot en met januari 2011, en dus deels gelegen buiten de periode december 2009 tot en met januari 2011, staat daaraan in zoverre niet in de weg.
van uitzendovereenkomsten tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming, indien en voor zover de omvang van de uitzend loonsom tenminste 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis van die uitzendonderneming bedraagt (…)”, als bedoeld in artikel 2, eerste lid CAO Uitzendkrachten/CAO Sociaal Fonds.
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers”.
de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 BW, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde”.
De in wetsvoorstel 25263 geopende mogelijkheid van een regime van verminderde rechtsbescherming dient strikt beperkt te blijven tot die situaties waar dit in verband met de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de allocatieve functie van het uitzendwezen daarin gewenst is.” (Kamerstukken II 1996/1997, 25.264, nr. 5).
“geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen des dat één betalende de ander zal zijn bevrijd tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche
en meer precies tot het verlenen van medewerking aan een controle ter plaatse conform artikel 5 van het reglement II ‘Werkwijze van de Commissie Naleving CAO Uitzendkrachten’, zulks binnen een maand na betekening van dit arrest, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat geïntimeerden hiermee in gebreke blijven.” Bij gelegenheid van de pleidooien heeft SNCU nader onderscheid gemaakt tussen een werkingssfeeronderzoek en een nalevingsonderzoek. Zij heeft bij die gelegenheid voorgesteld dat zij een werkingssfeeronderzoek zal houden.
nalevingsonderzoek moet worden gekwalificeerd. Het verwijt dat Velocitas medewerking aan een nalevingsonderzoek weigert, als zo de in hoger beroep door SNCU ingenomen stellingen moeten worden begrepen, gaat bij deze stand van zaken niet op. Het nalevingsonderzoek, als bedoeld in artikel 5 Reglement II, waarop SNCU doelt en wat zij gelet op het vorenstaande heeft gevorderd, is immers in beginsel gericht op de vraag of en zo ja welke CAO-bepalingen worden overtreden om aldus te kunnen vaststellen of een boete/schadevergoeding kan worden opgelegd. In deze fase van het geschil tussen partijen is evenwel (nog) niet aan de orde of de CAO wordt nageleefd, nu deze verplichting eerst bestaat als vaststaat dat de CAO van toepassing is op Velocitas. Nu dit laatste in geschil is, dient eerst deze voorvraag te worden beantwoord. Aan SNCU kan worden toegegeven dat een
werkingssfeeronderzoek, welke naar het hof begrijpt ziet op de vraag of Velocitas valt onder de werkingssfeer van de CAO, met andere woorden of deze CAO op Velocitas van toepassing is, aan de beantwoording van deze vraag kan bijdragen. Velocitas is echter niet gehouden haar medewerking te verlenen aan een dergelijk door SNCU zelf uit te voeren onderzoek, zoals SNCU bij gelegenheid van de pleidooien ook heeft erkend, nu daarvoor een grondslag ontbreekt. De conclusie is daarmee dat de voormelde vordering tot het doen van onderzoek ter zake van de naleving van de CAO voor afwijzing gereed ligt en voorts dat wegens het ontbreken van enige verplichting daartoe Velocitas niet gehouden is mee te werken aan een werkingssfeeronderzoek.
“
Projectomschrijving
5.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, zij die stukken op de roldatum 3 maart 2015 in het geding dient brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 3 maart 2015, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
3 februari 2015.