ECLI:NL:GHARL:2015:6700

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
200.175.707/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inschrijving van een hoger beroep na verzuim van indiening van stukken

In deze zaak gaat het om de inschrijving van een hoger beroep na het verstrijken van de wettelijke hersteltermijn. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Eliya, had op 6 juli 2015 een appeldagvaarding uitgebracht tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. Y. Schippers. De zaak was gepland voor een rolzitting op 14 juli 2015, maar werd niet ingeschreven omdat het hof geen stukken van de appellant had ontvangen. De appellant stelde dat hij de benodigde stukken per fax had verzonden, maar het hof beschikte niet over deze faxen. De rolraadsheer oordeelde dat de faxverzendbewijzen niet ter griffie bewaard werden en dat er mogelijk sprake was van een apparaatsfout.

De rolraadsheer verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat faxberichten die voor een bepaalde deadline zijn verzonden, als tijdig ingediend moeten worden beschouwd. De rolraadsheer concludeerde dat, hoewel de appellant niet aan de inschrijvingsvoorwaarden had voldaan, er niet kon worden uitgesloten dat de fax tijdig was verzonden. Dit leidde tot de beslissing om de zaak alsnog in te schrijven, ondanks het verzuim van de appellant.

De rolraadsheer bepaalde dat de appellant uiterlijk op 6 oktober 2015 een memorie van grieven moest indienen, met de waarschuwing dat het recht om van grieven te dienen zou vervallen als dit niet gebeurde. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 september 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.175.707
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland; 3113600 CV EXPL 14-9815)
Rolbeschikking van 1 september 2015
in de zaak van
[appellant],
hierna:
[appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie tevens verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J. Eliya, kantoorhoudend te Hengelo (Ov),
tegen
[geïntimeerde],
hierna:
[geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie,
advocaat: mr. Y. Schippers, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het compartitievonnis d.d. 10 september 2014 en het eindvonnis van 15 april 2015 van (de kantonrechter in de) rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Op 6 juli 2015 heeft [appellant] een appeldagvaarding uitgebracht aan [geïntimeerde] , waarbij hij in hoger beroep aanzegt van het vonnis van de kantonrechter van 15 april 2015 en [geïntimeerde] dagvaardt voor de zitting van het hof, locatie Leeuwarden, op 14 juli 2015.
2.2
Op 13 juli 2015 heeft mr. Schippers namens [geïntimeerde] een stelbrief verzonden aan het hof betreffende deze appeldagvaarding. Deze brief is op de centrale balie op 14 juli 2015 om 13.40 uur ontvangen. In de brief staat dat deze ook per fax vooruit gezonden is, hetgeen blijkens de meegezonden communicatie resultatenrapport is gebeurd op 13 juli 2015 om 12:22 uur.
2.3
Op de rolzitting van 14 juli 2015 is de zaak niet ingeschreven, omdat het hof van de zijde van [appellant] geen stukken had ontvangen.
2.4
Mr. Eliya heeft zich op 30 juli 2015 telefonisch tot het hof gewend omdat hij had geconstateerd dat de zaak niet was ingeschreven.
2.5
Op verzoek van de rolraadsheer heeft hij zijn standpunt in een brief, voorzien van bijlagen, neergelegd. Deze brief is bij het hof binnengekomen op 4 augustus 2015.
Mr. Eliya stelt in deze brief dat hij het H1formulier en de dagvaarding heeft gefaxt naar het hof op 7 juli 2015 met een verzendbewijs dat de fax is verzonden op 7 juli 2015 om 19.04 uur. Tevens heeft hij een factuur van parcel.nl overgelegd betreffende pakketverzending in de eerste twee weken van juli 2015.
2.6
Mr. Schippers heeft bij brief van14 augustus 2015 gereageerd en geconcludeerd tot het afwijzen van het verzoek van mr. Eliya om het hoger beroep alsnog in te schrijven.

3.De beoordeling

3.1
Het toepasselijk Landelijk procesreglementvoorciviele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven ( LPR) bepaalt aangaande inschrijving als volgt:
3.1
Inschrijving, over te leggen stukken
Een nieuwe zaak wordt ter griffie ingediend uiterlijk op de laatste dag voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van het H-formulier en worden, indien en voor zover van toepassing, de volgende stukken overgelegd of mededelingen gedaan:
a. de originele dagvaarding in hoger beroep – zo nodig: herstelexploot en verlof ingevolge artikel 117 Rv in verbinding met artikel 353 Rv – en een kopie daarvan;
b. indien de dagvaarding is betekend in het buitenland, de originele stukken waaruit blijkt dat dit op juiste wijze is geschied;
c. een kopie van de dagvaarding in eerste aanleg;
d. een verkregen bewijs van toevoeging of de mededeling dat een toevoeging is aangevraagd, dan wel een verklaring van de Raad voor Rechtsbijstand waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen als bedoeld in artikel 35 van de Wet op de rechtsbijstand;
e. een kopie van het vonnis of de vonnissen, als bedoeld in artikel 231 lid 1, eerste zin, Rv;
f. een bewijsstuk van de woonplaatskeuze van de geïntimeerde;
g. ingeval van tussentijds hoger beroep: de toestemming van de rechtbank, dan wel het hiertoe strekkende verzoek;
h. de mededeling dat vóór of tijdens de procedure in eerste aanleg een mediation heeft plaatsgevonden.
3.2
Herstel verzuim
Indien appellant aan enige toepasselijke bepaling van het voorgaande artikel niet heeft voldaan en het verzuim kan worden hersteld, verleent het hof hem een termijn van twee weken voor herstel.
3.2
De rolraadsheer constateert dat op 14 juli 2015 niet aan deze voorwaarden voor inschrijving was voldaan. Het poststuk waarop mr. Eliya zich beroept, is niet ter griffie ontvangen. Dit komt voor zijn rekening en risico. De factuur van parcel.nl is overigens niet eenduidig, betreffende de verzending van het poststuk. Op 7 juli 2014 is er geen poststuk door mr. Eliya verzonden. Als moet worden aangenomen dat het op 8 juli 2014 verzonden poststuk hetgeen is waarop hij doelt, dat doet het daarvoor in rekening gebrachte bedrag
(€ 1,48 inclusief BTW) vermoeden dat deze envelop niet alle in artikel 3.1 van het LPR opgesomde stukken bevat.
3.3
De vraag die zich vervolgens opdringt is wat de betekenis is van het faxverzendbewijs d.d. 7 juli 2015.
Mr. Schippers heeft zich beroepen op artikel 2.1 van het LPR dat als volgt luidt:
Voor zover in artikel 3.1 niet anders is bepaald, wordt een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie ingediend door verzending per post of door afgifte aan de centrale balie. Per telefax ingediende processtukken worden niet in behandeling genomen.
Voorts heeft zij verwezen naar jurisprudentie van het hof aangaande dit artikel.
3.4
Op 17 april 2015 heeft de HR evenwel overwogen (ECLI:NL:HR:2015:1078) dat art. 33 Rv aldus moet worden uitgelegd dat de in art. 33 lid 1 Rv neergelegde beperking van het elektronisch verkeer tot gevallen waarin daarin is voorzien in een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement, niet geldt voor faxverkeer en dat daarvoor is blijven gelden de in 2002 in art. 33 Rv gecodificeerde regel dat stukken die door middel van faxapparatuur vóór 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn ter griffie zijn ontvangen, gelden als binnen de termijn ingediend. In zoverre is de bepaling in art. 2.1 van het ‘Procesreglement per 1 januari 2013 voor de pilot civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch’ onverbindend. Opmerking verdient dat hetzelfde geldt voor de gelijkluidende bepaling (art. 2.1) in het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingsprocedures bij de hoven.
Derhalve snijdt het verweer van mr. Schippers in zoverre geen hout meer, nu de door haar ingeroepen bepaling van het LPR onverbindend is.
3.5
Het hof beschikt niet over een door mr. Eliya op 7 juli 2015 verzonden faxbericht/ Het is de rolraadsheer gebleken dat faxberichten bestemd voor een rolzitting van een bepaalde datum die niet tot zaken voor die rolzitting zijn te herleiden, niet ter griffie bewaard worden. Het hof beschikt zo ook niet meer over het faxbericht van mr. Schippers van 13 juli 2015. Inmiddels is deze werkwijze in zoverre aangepast dat dergelijke "losse" berichten nog enige weken bewaard blijven.
Derhalve kan de rolraadsheer niet uitsluiten dat op 7 juli 2015 om 19.04 uur inderdaad een kopie van de dagvaarding met bijbehorend H1 formulier naar het hof is gefaxt en dat deze fax ten gevolge van een apparaatsfout niet mede is beoordeeld op de rolzitting van
14 juli 2015.
3.6
Weliswaar is een faxkopie geen originele appeldagvaarding, doch de aanwezigheid van een originele appeldagvaarding is met name van belang voor de vraag of verstek kan worden verleend; indien de wederpartij zich heeft gesteld en omtrent de verdere geldigheid van de appeldagvaarding geen opmerkingen zijn gemaakt, ontvalt het belang bij de beschikbaarheid van het originele exploot.
3.7
In dit geval had mr. Schippers zich voor de rolzitting van 14 juli 2015 reeds gesteld.
3.8
Aangezien de zaak niet is ingeschreven, is ook geen toepassing gegeven aan artikel 3.2. LPR betreffende de verdere voor inschrijving noodzakelijke stukken. Die stukken zijn inmiddels alle overgelegd.
3.9
Mr. Schippers heeft voorts aangevoerd dat mr. Eliya, indien hij eerder had gecontroleerd of de zaak deugdelijk was ingeschreven, nog tijdig een herstelexploot in de zin van artikel 125 Rv, vierde lid, had kunnen uitbrengen.
De rolraadsheer onderschrijft op zich deze opmerking, doch dit neemt niet weg dat mogelijk sprake is geweest van een apparaatsfout, waarbij het hof heeft verzuimd toepassing te geven aan artikel 3.2 LPR. Niet kan worden uitgesloten dat als dat was gebeurd, mr. Eliya nog wel binnen de in dat artikel gegeven termijn aan de bel had getrokken en tijdig alsnog de benodigde stukken had overgelegd.
3.1
Mr. Schippers heeft er voorts op gewezen dat haar cliënt 91 jaar oud is en 24 uur per dag zorg nodig heeft en geen behoefte heeft om nogmaals in een slepende procedure te worden betrokken.
3.11
De rolraadsheer is van oordeel dat die argumenten geen rol spelen bij de vraag of de zaak alsnog kan worden ingeschreven. Van grote benadeling van de cliënt van mr. Schippers bij het alsnog inschrijven is geen sprake, aangezien hij op 14 juli 2015 ervan uitging dat appel was ingesteld en een appelprocedure zou volgen.
3.12
De rolraadsheer beslist derhalve, alles afwegende, dat gelet op hiervoor aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad en de omstandigheid dat niet kan worden uitgesloten dat mr. Eliya de dagvaarding tijdig per fax aan het hof heeft toegezonden, de zaak alsnog wordt ingeschreven.
3.13
Wel ziet de rolraadsheer aanleiding om, gelet op hetgeen mr. Schippers heeft aangevoerd, te bepalen dat mr. Eliya uiterlijk op de rol van 6 oktober 2015 een memorie van grieven dient te nemen en dat daarvoor geen normaal uitstel meer zal worden verleend. Indien op 6 oktober 2015 niet van grieven is gediend noch een uitstel als bedoeld in artikel 1.9 LPR is verleend zal het recht om nog van grieven te mogen dienen vervallen (ambtshalve AND).

4.Beslissing

De rolraadsheer:
bepaalt dat de zaak alsnog wordt ingeschreven en verwijst de zaak naar de rolzitting van
6 oktober 2015 voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir/AND.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 1 september 2015 door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer en mede ondertekend door de griffier.