In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een intersekse persoon, hierna belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 oktober 2014. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard met betrekking tot een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012. De Inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.136 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 29.425, met een belastingrente van € 144. Belanghebbende had geen aangifte gedaan, wat leidde tot de aanslag op basis van renseignementen.
De kern van het geschil is of belanghebbende in Nederland woont en dus binnenlands belastingplichtig is. De Inspecteur stelt dat belanghebbende in Nederland woont, terwijl belanghebbende dit ontkent. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur voldoende feiten en omstandigheden heeft aangetoond die bevestigen dat belanghebbende in Nederland woont. Belanghebbende had gedurende het jaar 2012 geen verblijf buiten Nederland en had een woning in Nederland, evenals bankrekeningen en een vennootschap.
Het Hof concludeert dat belanghebbende terecht als binnenlands belastingplichtige is aangemerkt en dat de aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld. Ook de argumenten van belanghebbende met betrekking tot schending van mensenrechten worden verworpen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.