ECLI:NL:GHARL:2015:7107

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
200.173.569/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de verkoop van de voormalige echtelijke woning en fiscale gevolgen van partneralimentatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de afwikkeling van de verkoop van de voormalige echtelijke woning van partijen, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd en sinds 20 april 2009 gescheiden. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A.B. Sassen, vorderde in hoger beroep dat het hof het vonnis van de rechtbank Overijssel gedeeltelijk zou vernietigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de door verrekening voldane partneralimentatie niet fiscaal mocht worden afgetrokken en dat de ontvangende partij daarover niet belastingplichtig was. Dit leidde tot een geschil over de kostenverdeling en de fiscale gevolgen van de alimentatie.

Het hof oordeelde dat de vordering van de appellant, die onder andere vroeg om de toedeling van het eigendomsdeel van de vrouw in de voormalige echtelijke woning, terecht was. Het hof stelde vast dat de appeldagvaarding op de juiste wijze was betekend en dat het verstek tegen de geïntimeerde terecht was verleend. De appellant had in hoger beroep geen verweer gevoerd, waardoor het hof de grieven van de appellant gegrond verklaarde.

Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg onterecht had beslist dat de appellant alle kosten van de toedeling moest dragen en dat de rentevermeerdering werd afgewezen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en machtigde de appellant om de notaris opdracht te geven tot de verdeling van de woning, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek en andere huwelijkse schulden. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.173.569/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/171492 / KG ZA 15-165)
arrest in kort geding van 22 september 2015
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.A.B. Sassen, kantoorhoudend te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.
Het hof heeft op 25 augustus 2015 een tussenarrest gewezen en verwijst daarnaar.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1
Na genoemd tussenarrest heeft [appellant] een akte genomen en is opnieuw arrest gevraagd.
1.2
De vordering van [appellant] luidt:
"
dat het Uw Gerechtshof moge behagen het tussen partijen op 19 juni 2015 door de rechtbank Overijssel zittingplaats Zwolle, onder zaaknummer rolnummer C/08/171492 / KG ZA 15 -165 gewezen vonnis in Kort Geding gedeeltelijk te vernietigen en waar nodig met verbetering van gronden opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat :
De man - ex artikel 3: 174 BW jo. 3: 178 BW) - te machtigen om notaris [C] te [D] opdracht te geven:
aan de man toe te delen en te leveren het eigendomsdeel van de vrouw in de voormalige echtelijke woning van partijen aan de [a-straat] 3 te [A] , met algeheel ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek en met ontslag/vrijwaring van de vrouw voor alle overige huwelijkse schulden van partijen, conform de door de man overgelegde verdelingsakte (productie 8) bij de brief van de notaris [C] van 20 april 2015, waarbij de vrouw haar deel / helft van de restschuld ad € 79.805 (vanwege de vigerende hypotheek en de andere huwelijkse schulden ad ca. € 160.000), vermeerderd met 50% van de kosten van de notaris in verband met de hypotheek- en verdelingsakte, het hypotheekadvies en de bemiddelingsvergoeding, de taxatiekosten, de kosten van de hypotheekverstrekker, een en ander vanaf de datum van het in deze te wijzen arrest met vermeerdering van 3% rente per jaar, althans subsidiair met de wettelijke rente (art. 6: 119 BW), als schuld aan de man erkent en welke schuld, maandelijks door de vrouw in aaneengesloten termijnen aan de man zal worden betaald middels verrekening met de maandelijks door de man aan de vrouw te betalen althans feitelijk betaalde partneralimentatie ad € 1.000 p.m., dan wel bij wijziging van die alimentatieverplichting en met ingang van dat tijdstip het dan geldende bedrag aan partneralimentatie, naast hetgeen de vrouw in redelijkheid nog meer kan aflossen op de openstaande schuld, een en ander onder toepassing van artikel 3:300 BW en waarbij uw arrest in de plaats treedt van de eventueel noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw voor de door de notaris uit te voeren verdeling."
1.3
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd.

2.De beoordeling

Vaststaande feiten
2.1
Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest en vanaf 20 april 2009 gescheiden. Het tussen hen gesloten echtscheidingsconvenant maakt deel uit van de echtscheidingsbeschikking van 25 februari 2009.
2.2
In het convenant zijn partijen onder meer overeengekomen dat hun voormalige echtelijke woning aan de [a-straat] 3 te [A] zo spoedig mogelijk in onbewoonde staat zal worden verkocht. Uit de opbrengst zullen de hypotheekschuld en kosten rond de overdracht van de woning worden voldaan en het restant wordt tussen partijen bij helfte verdeeld, nadat daaruit een aantal schulden zoals in het convenant genoemd zijn voldaan. Tot op heden heeft verkoop niet plaatsgevonden.
2.3
De appeldagvaarding is op 6 juli 2015 uitgebracht aan [geïntimeerde] , niet in persoon, aan het adres [b-straat] 37 te [B] . Blijkens het overgelegde afschrift van de basisregistratie personen van de gemeente Deventer d.d. 26 augustus 2015 stond [geïntimeerde] sedert 27 mei 2015 op dat adres ingeschreven.
De geldigheid van de appeldagvaarding
2.4
Uit hetgeen hierboven onder 2.3 is opgenomen volgt dat de appeldagvaarding op de juiste wijze is betekend. Het verstek tegen [geïntimeerde] is terecht verleend.
Het geschil en de grieven
2.5
[appellant] heeft [geïntimeerde] bij dagvaarding van 20 mei 2015 in kort geding gedagvaard, waarbij hij - zakelijk weergegeven - hetzelfde heeft gevorderd als wat hij thans in hoger beroep vordert. Naar aanleiding van het door [geïntimeerde] ter zitting gevoerde verweer heeft de voorzieningenrechter de vordering van [appellant] niet geheel toegewezen; de rente over de schuld van € 79.805,- is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft bepaald dat [appellant] de door verrekening met de schuld voldane partneralimentatie niet fiscaal mag aftrekken, dat [geïntimeerde] ter zake daarvan niet belastingplichtig is, en dat [appellant] alle kosten van de overdracht moet dragen.
2.6
Behoudens de eerste grief zijn de grieven van [appellant] tegen deze beperkingen en bepalingen gericht.
2.7
De
eerstegrief is gericht tegen een verkeerde weergave van de vordering van [appellant] in het vonnis. Aangezien de vordering in hoger beroep opnieuw geformuleerd is behoeft deze grief, die verder geen invloed heeft op de beoordeling van het geschil, geen behandeling.
2.8
In de
tweede en derdegrief bestrijdt [appellant] - zakelijk weergegeven - dat er voor [geïntimeerde] aan de verrekening van de bruto partneralimentatie van € 1.000,- per maand met de openstaande verrekenvordering meer fiscale gevolgen zijn verbonden dan dat zij inkomstenbelasting over dit alimentatiebedrag moet betalen, en dat [geïntimeerde] dubbel nadeel zou lijden wanneer [appellant] de verrekende partneralimentatie fiscaal zou mogen aftrekken naast de aftrek van de rente over de hypothecaire schuld, die hij geniet. [appellant] wenst dat de fiscale beperking die de voorzieningenrechter heeft opgelegd vervalt.
2.9
De grieven slagen. Zonder nadere toelichting, die zowel in eerste aanleg als in hoger beroep van de kant van [geïntimeerde] ontbreekt, valt niet in te zien welke fiscale aspecten het bestaan van de hypothecaire schuld nog voor [geïntimeerde] heeft, nu zij deze al jaren niet meer kan aftrekken omdat zij de woning niet meer bewoont. Voor zover deze schuld voor [geïntimeerde] in box 3 valt, heeft zij daar fiscaal gezien eerder voor- dan nadeel van. Voor zover de stelling van [appellant] , dat [geïntimeerde] gedurende 15 jaar aftrek heeft over een gedeelte van € 54.201,50 van haar schuld aan [appellant] omdat dat als restschuld betreffende de eigen woning geldt, juist zou zijn, stelt het hof vast - wat daar ook van zij - dat dit dan geen nadeel maar een voordeel voor [geïntimeerde] zou opleveren.
Het hof overweegt verder dat het niet tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter behoort om te bepalen dat bepaalde betalingen wel of niet bij de heffing van inkomstenbelasting in aanmerking worden genomen. Uit de wet volgt dat betaalde partneralimentatie voor de betaler een aftrekpost is en voor de ontvanger belastbaar inkomen. Daarin kan de burgerlijke rechter geen verandering brengen. Ook om die reden kan het vonnis op dit punt niet in stand blijven.
Voor zover [geïntimeerde] in eerste aanleg heeft willen stellen dat de door [appellant] gewenste wijze van verrekenen van de alimentatie en de schuld jegens haar niet billijk zou zijn heeft zij daartoe in het licht van hetgeen [appellant] in eerste aanleg en in appel heeft aangevoerd onvoldoende gesteld en heeft zij haar stellingen onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
2.1
In de
vierdegrief voert [appellant] aan dat de voorzieningenrechter zonder enige motivering en ten onrechte heeft beslist dat [appellant] alle aan de toedeling verbonden kosten dient te dragen en dat de "rentevermeerdering" (het hof leest: de rentevordering) wordt afgewezen.
2.11
Ook deze grief slaagt. De voorzieningenrechter heeft de beslissing op dit punt niet gemotiveerd en uit de stukken valt evenmin af te leiden dat [geïntimeerde] een dergelijke beslissing bepleit heeft.
Wat de aan de toedeling verbonden kosten betreft, partijen hebben in hun convenant afgesproken dat deze kosten uit de verkoopopbrengst van de woning zouden worden voldaan alvorens deze verdeeld zou worden. Aangezien niet valt in te zien waarom dat niet eveneens zou gelden in geval van toedeling van de woning aan [appellant] moet het ervoor gehouden worden dat partijen zijn overeengekomen dat deze kosten voor gezamenlijke rekening komen. Het hof ziet geen aanleiding, nu daartoe zijdens [geïntimeerde] niets gesteld is, om te oordelen dat van die afspraak dient te worden afgeweken.
Tegen de rentevordering is geen verweer gevoerd. Het hof ziet echter geen reden om een hogere rentevergoeding dan de wettelijke rente (thans: 2% per jaar) toe te kennen; een rentevergoeding van 3% is onder de huidige marktomstandigheden niet zonder meer redelijk en [appellant] heeft zijn vordering op dit punt verder niet onderbouwd.
Slotsom
2.12
Het hof zal ter wille van de duidelijkheid het vonnis waarvan beroep in zijn geheel vernietigen en opnieuw beslissen.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
- machtigt [appellant] om notaris [C] te [D] opdracht te geven:
aan [appellant] toe te delen en te leveren het eigendomsdeel van de vrouw in de voormalige echtelijke woning van partijen aan de [a-straat] 3 te [A] , met algeheel ontslag van [geïntimeerde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek en met ontslag/vrijwaring van [geïntimeerde] voor alle overige huwelijkse schulden van partijen, conform de door [appellant] overgelegde verdelingsakte bij de brief van de notaris [C] van 20 april 2015, waarbij [geïntimeerde] de helft van de restschuld ad € 79.805 (vanwege de vigerende hypotheek en de andere huwelijkse schulden ad ca. € 160.000), vermeerderd met 50% van de kosten van de notaris in verband met de hypotheek- en verdelingsakte, het hypotheekadvies en de bemiddelingsvergoeding, de taxatiekosten, de kosten van de hypotheekverstrekker, een en ander vanaf heden vermeerderd met de wettelijke rente, als schuld aan [appellant] erkent en welke schuld maandelijks door [geïntimeerde] in aaneengesloten termijnen aan [appellant] zal worden betaald middels verrekening met de maandelijks door [appellant] aan [geïntimeerde] te betalen althans feitelijk betaalde partneralimentatie ad € 1.000 p.m., dan wel bij wijziging van die alimentatieverplichting en met ingang van dat tijdstip het dan geldende bedrag aan partneralimentatie, naast hetgeen [geïntimeerde] in redelijkheid nog meer kan aflossen op de openstaande schuld;
- bepaalt dat dit arrest in de plaats treedt van de eventueel noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [geïntimeerde] voor de door de notaris uit te voeren verdeling, ingeval [geïntimeerde] daaraan niet meewerkt;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.D.S.L. Bosch, M.W. Zandbergen en J.W. baron van Knobelsdorff, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015.