Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
29 september 2015
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
Kamerstukken II 2008/09, 32 128, nr. 3, blz. 34). Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of de aan belanghebbende opgelegde verzuimboete van € 2.460 passend en geboden is heeft de Rechtbank, in aanmerking nemende de verklaring van belanghebbende omtrent de slechte financiële omstandigheden waarin zij verkeert en dat zij op korte termijn zal worden geliquideerd, de boete gematigd van € 2.460 tot € 1.230. Het Hof sluit zich aan bij dit oordeel van de Rechtbank en ziet, mede gelet op het feit dat belanghebbende meermalen door de Inspecteur is gewezen op haar aangifteverplichting, dat belanghebbende weigerachtig blijft de door de Inspecteur gestelde vragen te beantwoorden en dat belanghebbende bovendien ook voor de jaren 2013 en 2014 niet aan haar aangifteverplichting heeft voldaan, geen aanleiding om de boete verder te matigen. Het Hof is van oordeel dat een boete van € 1.230 in het onderhavige geval passend en geboden is.
5.Proceskosten
6. Beslissing
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
29 september 2015.