ECLI:NL:GHARL:2015:7347

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
15/00008
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzuimboete vennootschapsbelasting en niet tijdig doen van aangifte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 november 2014, waarin de rechtbank de verzuimboete voor het niet tijdig doen van aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) heeft gematigd. De belanghebbende, [X] B.V., kreeg voor het jaar 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd van € 1.000, met daarbij een verzuimboete van € 2.460. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de inspecteur de aanslag en de boete. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond voor wat betreft de boete en matigde deze tot € 1.230, rekening houdend met de slechte financiële omstandigheden van de belanghebbende.

In hoger beroep is uitsluitend de hoogte van de verzuimboete aan de orde. De belanghebbende verzoekt om verdere matiging van de boete tot € 246, terwijl de inspecteur de uitspraak van de rechtbank wenst te bevestigen. Het hof oordeelt dat de verzuimboete van € 2.460 in beginsel terecht is opgelegd, aangezien de belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan, ondanks herhaalde uitnodigingen van de inspecteur. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en ziet geen aanleiding om de boete verder te matigen, gezien de herhaalde tekortkomingen van de belanghebbende in het voldoen aan haar aangifteverplichtingen.

De uitspraak van het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 september 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 15/00008
uitspraakdatum:
29 september 2015
Uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 november 2014, nummer AWB 14/3410, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.000, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 2.460. Voorts is bij beschikking € 1 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en beschikkingen inzake de boete en belastingrente gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 november 2014 gegrond verklaard voor zover het de boetebeschikking betreft, de uitspraak op bezwaar betreffende de boetebeschikking vernietigd, de boete verminderd tot € 1.230 en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2015 te Arnhem. Namens belanghebbende is niemand verschenen. De Inspecteur is vertegenwoordigd door mr. [A] .
1.7
De griffier van het Hof heeft belanghebbende op 29 juli 2015 bij aangetekende brief gericht aan het laatstelijk bij het Hof bekende adres van belanghebbendes gemachtigde ( [B] advocaten & belastingadviseurs, [a-straat] 595 D, [C] ) uitgenodigd ter zitting te verschijnen, doch van de zijde van belanghebbende is - zonder bericht - niemand verschenen. Uit een door de griffier ingesteld onderzoek blijkt dat deze uitnodiging op 30 juli 2015 door PostNL op genoemd adres is afgeleverd en dat daarvoor is getekend. Belanghebbende is derhalve op een juiste wijze voor de zitting van het Hof uitgenodigd.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 1 maart 2013 uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb over het boekjaar 2012. De aangifte diende vóór 1 juni 2013 te zijn ingediend.
2.2
De Inspecteur heeft, ook na het versturen van een herinnering op 24 juni 2013 en een aanmaning op 23 juli 2013, binnen de daarin opgenomen uiterste inleverdata van respectievelijk 8 juli 2013 en 6 augustus 2013 geen aangifte Vpb 2012 van belanghebbende ontvangen.
2.3
De Inspecteur heeft met dagtekening 7 september 2013 de aanslag Vpb 2012 ambtshalve opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.000. Hierbij is tevens een verzuimboete opgelegd van € 2.460 in verband met het niet tijdig doen van aangifte.
2.4
Belanghebbende heeft bij brief van 25 september 2013 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de verzuimboete en heeft op dezelfde datum een aangifte Vpb 2012 ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil.
2.5
Op 13 december 2013 heeft de Inspecteur een schriftelijk verzoek om informatie aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft bij brieven van 2 januari 2014, 23 januari 2014 en 7 februari 2014 verzocht om nader uitstel voor de beantwoording van de vragen van de Inspecteur. Op 28 februari 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld om de gestelde vragen te beantwoorden. Vervolgens heeft de Inspecteur op 20 maart 2014, nadat beantwoording van de vragen door belanghebbende uitbleef, een voornemen gezonden tot afwijzing van het bezwaar. Belanghebbende heeft op deze brieven niet gereageerd.
2.6
Bij uitspraken op bezwaar van 10 april 2014 heeft de Inspecteur de aanslag, boetebeschikking en beschikking belastingrente gehandhaafd.
2.7
De Rechtbank heeft in de slechte financiële omstandigheden van belanghebbende aanleiding gezien de verzuimboete te matigen tot € 1.230.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

In hoger beroep is uitsluitend de hoogte van de verzuimboete in geschil. Belanghebbende stelt dat de verzuimboete moet worden gematigd tot € 246. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank waarbij de verzuimboete is gematigd tot € 1.230.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende, hoewel daartoe te zijn uitgenodigd, niet binnen de daartoe gestelde indieningstermijn aangifte Vpb heeft gedaan voor het jaar 2012.
4.2
Op grond van artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is sprake van een beboetbaar verzuim, indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting die bij wege van aanslag wordt geheven niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan. Voor dit verzuim kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van ten hoogste € 4.920 (tekst 2013). Ingevolge § 21, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst legt de inspecteur ter zake van een aangifteverzuim bij de vennootschapsbelasting een verzuimboete op van vijftig procent van het wettelijke maximum, ofwel € 2.460. Nu belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte en vaststaat dat zij de aangifte niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn heeft ingediend, is de verzuimboete in beginsel terecht opgelegd.
4.3
Bij de beoordeling van de hoogte van de toe te passen sanctie dient te worden vooropgesteld dat een verzuimboete onafhankelijk is van de hoogte van het bedrag van de verschuldigde belasting. Niettemin kan het bedrag van de verschuldigde belasting meewegen bij het oordeel of de boete passend en geboden is. De wetgever heeft de verzuimboetes bij aanslagbelastingen verhoogd om zo de bereidheid van belastingplichtigen te versterken om hun wettelijke verplichtingen na te komen (
Kamerstukken II 2008/09, 32 128, nr. 3, blz. 34). Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of de aan belanghebbende opgelegde verzuimboete van € 2.460 passend en geboden is heeft de Rechtbank, in aanmerking nemende de verklaring van belanghebbende omtrent de slechte financiële omstandigheden waarin zij verkeert en dat zij op korte termijn zal worden geliquideerd, de boete gematigd van € 2.460 tot € 1.230. Het Hof sluit zich aan bij dit oordeel van de Rechtbank en ziet, mede gelet op het feit dat belanghebbende meermalen door de Inspecteur is gewezen op haar aangifteverplichting, dat belanghebbende weigerachtig blijft de door de Inspecteur gestelde vragen te beantwoorden en dat belanghebbende bovendien ook voor de jaren 2013 en 2014 niet aan haar aangifteverplichting heeft voldaan, geen aanleiding om de boete verder te matigen. Het Hof is van oordeel dat een boete van € 1.230 in het onderhavige geval passend en geboden is.
4.4
Aan het vorenstaande doet niet af dat belanghebbende, zoals zij naar voren heeft gebracht, slechts een holdingfunctie heeft en haar activiteiten van geringe omvang zijn.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. J.P.M. Kooijmans, senior-raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 september 2015.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige kamer,
(E.D. Postema)
(J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 01-10-2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.