ECLI:NL:GHARL:2015:7357

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
21-002414-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van moord met TBS na geweldsincident

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van moord op 20 mei 2013, waarbij hij samen met een medeverdachte het slachtoffer met geweld heeft gedood. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf en TBS met verpleging, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van 10 jaar opgelegd, met daarnaast de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor voorbedachte raad, ondanks de verdediging die stelde dat de dodelijke verwondingen pas tijdens een laatste geweldsincident zijn toegebracht. Het hof concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte gedurende de hele avond een agressieve houding hadden en dat het geweld zodanig was dat het niet anders kon dan dat zij opzettelijk de dood van het slachtoffer hebben aanvaard. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002414-14
Uitspraak d.d.: 1 oktober 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 maart 2014 met parketnummer 18-730381-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans ingeschreven en verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling wegens het ten laste gelegde medeplegen van moord tot een gevangenisstraf van 14 jaren met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel TBS met verpleging van overheidswege. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.P.M. Canoy, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens moord veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar en TBS met verpleging. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2013 te [plaats] (in een woning gelegen aldaar aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
- die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen/in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen andere lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
- die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en/of op het hoofd en/of in het gezicht en/of andere lichaamsde(e)l(en) geschopt/getrapt/gestampt en/of
- die [slachtoffer] meermalen met kracht met een honkbalknuppel en/of een of meer andere (slag)voorwerpen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de rug en/of de buik en/of benen en/of armen en/of ribben en/of heupen en/of tegen een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen, ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de raadsman is ter zitting van het hof betoogd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbedachte raad. Verdachte erkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer] .
Het hof overweegt hieromtrent het volgende en sluit zich voor de vastgestelde feiten grotendeels aan bij de overwegingen van de rechtbank. Het hof kan zich verenigen met de hierna (cursief) geciteerde overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.
Vastgestelde feiten
“In de vroege middag van 20 mei 2013 hebben het latere slachtoffer [slachtoffer] , verdachte en een derde persoon, [getuige 1] , zich verzameld in de voortuin van de woning aan de [adres] in [plaats] , onder meer om te kijken naar de Elfstedentocht voor motoren.
Later in de middag, waarschijnlijk zo rond 16.00 uur, heeft de medeverdachte [medeverdachte] zich bij dit gezelschap gevoegd en is men naar de achtertuin verhuisd. In de achtertuin is vervolgens ruzie ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte, waarbij van de zijde van verdachte fysiek geweld is gebruikt.
Nadien is het gezelschap in de woonkamer gaan zitten. Hier is de ruzie weer opgelaaid, waarbij opnieuw door verdachte tegen [slachtoffer] fysiek geweld is gebruikt. Op enig moment is door [medeverdachte] een honkbalknuppel tevoorschijn gehaald. Verdachte heeft deze honkbalknuppel gebruikt om [slachtoffer] te slaan.
Rond 19.30 uur is [getuige 1] bij de woning opgehaald door zijn ex-vrouw, [getuige 2] . Na het vertrek van [getuige 1] is verdachte doorgegaan met het plegen van ernstig fysiek geweld tegen [slachtoffer] , waarbij naast slaan en schoppen wederom is geslagen met de honkbalknuppel.
Later op de avond, waarschijnlijk zo rond 21.30 of 22.00 uur, hebben verdachte en [medeverdachte] de woning verlaten. [slachtoffer] was op dat moment ernstig gewond. Verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens de algemene begraafplaats, een pinautomaat en café [naam] in [plaats] bezocht. Na het bezoek aan het café zijn zij gezamenlijk naar de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te [plaats] teruggekeerd. Op 21 mei 2013 om 00.42 uur heeft verdachte vanaf deze woning 112 gebeld en bij de alarmdienst gemeld dat hij [slachtoffer] dood in de woning had aangetroffen.”
Medeplegen en opzet
[verdachte] heeft vanaf het tweede verhoor bij de politie op 22 mei 2013 telkens verklaard dat hij het slachtoffer heeft geslagen en geschopt zoals is omschreven in de tenlastelegging. Verdachte heeft tegen vitale delen van het lichaam van het slachtoffer geslagen en geschopt, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. Ten aanzien van de rol van medeverdachte [medeverdachte] heeft hij vanaf zijn tweede verhoor verklaard dat zij de honkbalknuppel in de situatie heeft ingebracht en dat ook zij geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt door het slachtoffer met de honkbalknuppel tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam te slaan, hem een aantal keren tegen zijn lichaam en het hoofd te trappen en op zijn gezicht te stampen. Ook heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] hem heeft opgeruid tot het gebruiken van geweld tegen [slachtoffer] .
Gelet op deze verklaring van verdachte en op de overige bewijsmiddelen zoals die hierna worden weergegeven acht het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die gericht was op de dood van het slachtoffer.
Dat verdachte en [medeverdachte] ook daadwerkelijk opzet hadden op de dood van het slachtoffer, blijkt uit hun gedragingen. Deze gedragingen kunnen onder de weergegeven omstandigheden naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer] , dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] doelbewust het desbetreffende gevolg hebben aanvaard en daarmee met het vereiste opzet hebben gehandeld. Contra-indicaties zijn niet gebleken dan wel aannemelijk geworden.
Voorbedachte raad
Door de raadsman is ter zitting van het hof aangevoerd, dat de dodelijke verwondingen pas zijn opgelopen tijdens het laatste geweldsincident dat plaatsvond in de woonkamer nadat [getuige 1] was vertrokken. Dit laatste incident moet geheel los worden gezien van de geweldsincidenten die eerder die dag plaatsvonden. Gelet hierop is er geen sprake van voorbedachte raad en dient verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er vanaf de namiddag van 20 mei 2013 sprake is geweest van een agressieve houding van in eerste instantie alleen [verdachte] en later ook van [medeverdachte] jegens het slachtoffer, die zich op een aantal momenten heeft geuit in uitbarstingen van hevig geweld. In ieder geval vanaf het moment dat [medeverdachte] de knuppel inbracht om deze tegen [slachtoffer] te gebruiken en deze door verdachte en [medeverdachte] ook daadwerkelijk gebruikt is tegen het slachtoffer, is het geweld qua intensiteit en door het inzetten van het slagwapen zodanig geïntensiveerd, dat vanaf dat moment gesproken kan worden van potentieel dodelijk geweld. Zoals hiervoor reeds is overwogen moet verdachte zich dat hebben gerealiseerd. Dit moment van inbrengen en gebruiken van de knuppel tegen [slachtoffer] is ergens voor 19:30 uur, in ieder geval vóór het vertrek van [getuige 1] geweest.
Zo al moet worden aangenomen dat de eerste slagen met de honkbalknuppel zijn voortgekomen uit een plotselinge opwelling of hevige gemoedsbeweging, geldt dat voor de rest van de avond, na het vertrek van [getuige 1] , in ieder geval niet meer. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat het geweld enige tijd gestopt is op en na het moment dat [getuige 1] de woning verliet. Verdachte heeft in de tussenliggende tijd voldoende gelegenheid gehad om te kalmeren, hetgeen ook blijkt uit de rustige wijze waarop bij het vertrek van [getuige 1] afscheid van elkaar is genomen (er werden handen geschud). Ook na het vertrek van [getuige 1] is het nog enige tijd rustig geweest, zodat het redelijk is om aan te nemen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid om zich rekenschap te geven van de betekenis en gevolgen van zijn handelen en dat van [medeverdachte] indien het eerder gepleegde geweld op dezelfde wijze zou worden voortgezet. Toch is vervolgens weer hevig geweld uitgeoefend tegen [slachtoffer] .
Ook later op de avond zijn er gelegenheden geweest voor verdachte om zich te bezinnen op zijn gedrag en dat van [medeverdachte] . Immers uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat zij, nadat het daarna weer rustig was geworden, wederom met haar hondje is gaan lopen, en dat zij, toen zij terugkwam, het slachtoffer hevig bloedend liggend op de grond van de hal aantrof. [verdachte] was op dat moment niet bezig het slachtoffer te mishandelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt hoe ernstig [slachtoffer] er toen reeds aan toe was. Het slachtoffer is daarna terecht gekomen op de grond naast de bank in de woonkamer. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat het slachtoffer op dat moment weliswaar nog leefde maar tot niks meer in staat was. Hieruit blijkt dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest hoe ernstig het slachtoffer er aan toe was. Bovendien acht het hof het gelet op voorgaande onmogelijk dat [slachtoffer] op dat moment nog enige (nieuwe) aanleiding tot geweld heeft kunnen geven. Toch is daarna nogmaals hevig geweld uitgeoefend op het slachtoffer door verdachte en door [medeverdachte] .
Uit het voorgaande volgt dat zich hier niet de situatie heeft voorgedaan waarbij verdachte pas kort voor of tijdens de uitvoering van de laatste door verdachte en/of [medeverdachte] gepleegde gewelddadigheden tot het besef kan zijn gekomen dat hun handelen de dood van het slachtoffer tot gevolg zou kunnen hebben. Integendeel, dat besef moet er bij verdachte al in een vroeg stadium, in ieder geval vanaf het vertrek van [getuige 1] , zijn geweest. Het verweer van de raadsman dat de dodelijke verwondingen pas zijn toegebracht tijdens het laatste geweldsincident, mist feitelijke grondslag. Het hof ziet de verschillende geweldsmomenten ook niet als losstaande incidenten (waarbij telkens weer sprake was van een plotselinge gemoedsbeweging, zoals de raadsman stelde). Ondanks de meerdere gelegenheden om zich rustig over hun handelen te beraden, hebben verdachte en [medeverdachte] er kennelijk welbewust voor gekozen om hun voorgenomen besluit om het slachtoffer om het leven te brengen, ten uitvoer te leggen. Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat er bij verdachte en [medeverdachte] op enig moment na het vertrek van [getuige 1] sprake was van voorbedachte raad.

Bewijsmiddelen

1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 5 en 17 maart 2014 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring vanverdachte:
Ik was op 20 mei 2013 met [slachtoffer] en [getuige 1] aanwezig in en om de woning van [slachtoffer] , gelegen aan de [adres] te [plaats] . De Elfstedentocht voor motoren was die dag. Om ongeveer 16:00 uur kwam [medeverdachte] er ook bij. We dronken bier en ik heb die dag cocaïne genomen. Eerst zaten wij in de voortuin en op een gegeven moment gingen we naar de achtertuin. Daar ontstond een ruzie tussen mij en [slachtoffer] . Ik heb hem met mijn vuist in zijn gezicht geslagen, waarna hij omviel. Om [slachtoffer] te laten schrikken heb ik kort een breekijzer in mijn handen gehad. [slachtoffer] is vervolgens de woning binnengegaan. [medeverdachte] en [getuige 1] haalden bier bij de supermarkt. Hierna bevond ik mij met [slachtoffer] , [medeverdachte] en [getuige 1] in de woning. Er ontstond weer ruzie met [slachtoffer] . [getuige 1] sprong van de bank af en hield zijn hand bij de keel van [slachtoffer] en gaf hem nog een aantal klappen met de vuist op het gezicht. Op een gegeven moment had [medeverdachte] een honkbalknuppel in haar hand. Ze is vervolgens op [slachtoffer] afgestapt en heeft hem een paar klappen gegeven. Ik heb [slachtoffer] ook met de honkbalknuppel geslagen. Ik heb hem ook geschopt. Ik was kwaad. Ik heb [slachtoffer] ook met de knuppel tegen zijn hoofd geslagen. [getuige 1] verliet op een bepaald moment de woning. Hierna ging het echt verkeerd. [medeverdachte] , [slachtoffer] en ik stonden in de hal. En [slachtoffer] werd meerdere keren met de knuppel en de vuist op zijn lichaam – van zijn knieën tot zijn nek – geslagen. [slachtoffer] lag op de grond. Ik heb hem tegen zijn hoofd geschopt. Ik heb hem tegen zijn rug geschopt, ook toen hij op de grond lag. Ik heb hem op zijn buik en zijn zij geslagen. [slachtoffer] heeft bijna niet meer gelopen nadat [getuige 1] was vertrokken. Het is nog wel enige tijd rustig geweest voordat het geweld verder ging. [slachtoffer] lag toen al naast de bank in de woonkamer. Hij kon niet overeind komen naar was wel bij bewustzijn. Ik kan mij niet herinneren dat hij nog iets heeft gezegd. Ik heb de knuppel weer gepakt en heb toen weer geslagen. Toen [medeverdachte] en ik de woning verlieten lag [slachtoffer] in de woonkamer te snurken. Hij leefde nog maar zat wel onder het bloed. We zijn in het autootje van [medeverdachte] naar de begraafplaats gegaan en hebben de honkbalknuppel bij het graf van de overleden vriendin van [medeverdachte] achtergelaten. We hebben ook geld gepind en zijn naar café [naam] gegaan. Ik ben nog naar [getuige 1] geweest om hem op te halen. Ik heb gezegd: “Volgens mij is hij dood”. Ik ben na het bezoek aan het café met [medeverdachte] naar de woning teruggekeerd. Op 21 mei 2013 om 00:42 uur heb ik 112 gebeld en gemeld dat er een dood persoon in de woning lag.
Toen [getuige 1] de woning verliet heb ik hem bij de deur de hand geschud. [medeverdachte] zat mij voortdurend aan te moedigen en op te ruien om [slachtoffer] te slaan. Dit heeft invloed op mij gehad. Als [medeverdachte] niet met de knuppel was binnengekomen, was dit niet gebeurd.
Het getreiter van [slachtoffer] vond in de middag plaats. Toen ik hem schopte en sloeg, zei hij niet veel meer. Ook niet nadat de knuppel erbij was gekomen.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (p. 487 en verder van map 1: overlijden [slachtoffer] politiedossier) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring vanverdachte, afgelegd op 22 mei 2013:
We zaten afgelopen maandag met zijn drieën buiten. [medeverdachte] kwam rond 16:00/16:30 uur erbij. Op een gegeven moment gaan we naar binnen. [slachtoffer] zat ons te kleineren. Ik weet niet meer wat hij zei. [slachtoffer] had het over [medeverdachte] , wat ze daar doet, dat hij liever heeft dat ze naar de camping zou gaan. [slachtoffer] had het ook over het neefje van [getuige 1] . [slachtoffer] zat erover door te zagen en toen gaf [getuige 1] [slachtoffer] uiteindelijk ook een paar klappen. Ik ging uit mijn plaat. Ik sloeg [slachtoffer] met mijn rechtervuist op zijn gezicht. Hij klapte door de benen op zijn zij en toen op zijn rug volgens mij, of andersom. Hij viel als een plank op de grond. Ik weet niet hoe laat het was toen [getuige 1] wegging. Daarna heb ik hem een paar klappen gegeven tegen zijn linkerzij. Hij lag toen plat op zijn rug. Ik zag dat [medeverdachte] hem ook een paar trappen gaf, tegen zijn linkerzij en tegen zijn hoofd. Ik gaf hem ook trappen tegen zijn hoofd. [medeverdachte] kwam met een honkbalknuppel. Ik zag dat [medeverdachte] hem sloeg met die knuppel. [slachtoffer] lag nog steeds. Ze sloeg hem op zijn gezicht, op zijn buik, op zijn hoofd. Ik pakte haar die knuppel af en toen heb ik hem zelf geslagen met die knuppel. Ik heb hem geslagen op de buik, bij die striemen en tegen zijn gezicht. In het begin was [slachtoffer] bij kennis. Hij ademde nog. Toen wij weggingen was hij ook nog aan het ademen. [slachtoffer] kon niet meer praten, maar hij ademde wel. Hij verweerde zich niet. Hij bewoog niet. Ik zag dat zijn borst/buik bewoog van het ademhalen. Ik heb geen flauw idee hoe vaak en waar ik [slachtoffer] precies raakte. [medeverdachte] trapte hem volgens mij met de linkervoet tegen zijn gezicht. Ze stampte hem op het gezicht ter hoogte van zijn neus en zijn mond. Ze was heel boos. Ze schreeuwt als ze boos is. Dat deed ze toen ook.
Ik ben heel makkelijk beïnvloedbaar en dan zijn er mensen die zeggen: “Doorgaan, doorgaan, doorgaan”. Dat zei [medeverdachte] afgelopen maandag ook.
3
. De verklaring vanverdachte, afgelegd ter zitting van het hof d.d. 17 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] gaf [slachtoffer] ook klappen. Ze schopte hem en ze sloeg hem. De knuppel ging over en weer. [slachtoffer] lag toen voor de bank. Hij kon niks meer. [medeverdachte] riep tegen mij ‘Doorgaan, doorgaan’.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (p. 448 en verder van de onder 1. genoemde map) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring vanmedeverdachte [medeverdachte], afgelegd op 22 mei 2013:
[verdachte] , [getuige 1] en [slachtoffer] zaten in de voortuin toen ik thuis kwam. [verdachte] begon [slachtoffer] op een gegeven moment te bedreigen. “Ik pak je straks”, zei hij tegen [slachtoffer] . We zijn op een gegeven moment van de voortuin naar de achtertuin gegaan. [verdachte] begon [slachtoffer] te slaan. Het begon te motregenen. [getuige 1] en ik zijn naar de Jumbo gegaan om bier te halen. Toen ik terugkwam stond [slachtoffer] onder de douche. Het kwam erop neer dat [verdachte] [slachtoffer] sommeerde om naar beneden te komen. Ik ben duidelijk geweest dat ik [verdachte] met die honkbalknuppel heb zien slaan. Ik heb de schop gezien en toen [getuige 1] er zat zei [verdachte] tegen [slachtoffer] : “Ik sla je knieën kapot”. Hij sloeg toen aan de zijkant van [slachtoffer] zijn knieën. [slachtoffer] zei niks. Die klappen waren hard. Het is niet alleen gebleven bij slaan op de knieën. [verdachte] pakte de honkbalknuppel weer. [getuige 1] ging weg. Hij werd opgehaald door zijn vriendin.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (p. 459 en verder van de onder 1. genoemde map) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring vanmedeverdachte [medeverdachte], afgelegd op 23 mei 2013:
Ik ben even weggeweest. Ik kom terug en dan zie ik [slachtoffer] in het bloed in de hal liggen. [slachtoffer] lag met zijn hoofd achterover in een plas bloed. [slachtoffer] lag in de hal te snurken. Ik zei hem dat hij moest opstaan. [slachtoffer] stond zelf op en liep naar de woonkamer. Onderwijl kreeg hij van [verdachte] weer klappen op de kop. Ik zag dat hij viel in de woonkamer en dan zie ik dat [slachtoffer] twee striemen op zijn buik/zijde heeft. Ik zag ook dat [verdachte] hem daar sloeg. Hij zei "au, au". Als hij omhoog kwam kreeg hij weer een klap. Ik zag dat [slachtoffer] zijn achterhoofd in puin lag. Dit zag ik toen hij van de hal naar de woonkamer liep.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (p. 276 en verder van de onder 1. genoemde map) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van[getuige 2], afgelegd op 22 mei 2013:
Rond 19:25 uur kreeg ik [getuige 1] aan de telefoon. Ik hoorde heel veel kabaal op de achtergrond. Hij vroeg aan mij of ik hem op kwam halen. Hij klonk heel angstig. Hij zei: “het loopt hier uit de hand, haal me bij [slachtoffer] weg, want daar zit ik” Ik hoorde veel kabaal en kloink, kloink. Het klonk als iets wat tegen metaal aan sloeg. Ik ben in de auto gestapt en richting de [adres] gereden. Ik zag dat [getuige 1] naar buiten kwam. Ik zag dat [getuige 1] bij mij in de auto stapte. Ik hoorde dat [getuige 1] tegen mij zei: “Dit is niet normaal [getuige 2] , dit is niet normaal”. Hij zei dat [verdachte] tegen het hoofd van [slachtoffer] aanschopte. Binnen ging het steeds verder en escaleerde het steeds meer. [getuige 1] heeft in eerste instantie de knuppel van [medeverdachte] (het hof begrijpt: verdachte [medeverdachte] ) afgepakt. [medeverdachte] stond tegenover [slachtoffer] met de honkbalknuppel. [getuige 1] zei dat [medeverdachte] had gezegd, dat als [slachtoffer] niet ophield hij een klap met die honkbalknuppel zou krijgen.
7. een schriftelijk stuk, inhoudende eenrapport pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 september 2013 opgemaakt door arts en patholoog P.M.I. Van Driessche (opgenomen in Map 2: overlijden [slachtoffer] politieonderzoek, geen paginanummering), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten
Er waren verspreid over het lichaam (doch met name het hoofd, het gelaat, de romp en de armen) zeer talrijke letsels, alle met omgevende bloeduitstorting. Het betroffen talrijke huidverkleuringen door onderhuidse bloeduitstorting, talrijke oppervlakkige huidbeschadigingen (kras- en schaafletsels) en meerdere huiddefecten met voornamelijk een ruwrandig aspect en in hun wondbodem weefselbruggen (met name aan het gelaat en de behaarde hoofdhuid).
- Er waren talrijke botbreuken, alle met omgevend bloeduitstorting. Aan de borstkas waren links rib 2 t/m 6 gebroken ( en mogelijk ook de zevende rib), aan rechterzijde waren rib 2 t/m 5 en rib 7 gebroken.
- De schedel toonde een uitgebreide breuk beginnend links zijwaarts ter plaatse van het linkeroor met zich verder zettende breuklijnen naar de schedeltop en naar de schedelbasis (met breuk van het middenoor links en rechts en breuk van het Turks zadel).
- De schedel toonde verder centraal aan voorzijde een breuk, doorheen de bovenkaak ( met hierdoor loszittende en geheel losliggende tanden) en de neus tot in het neusbeen.
- Bij radiologisch onderzoek zouden verder breuken zijn gezien van de heup links, de pols links en de onderkaak rechts (aan het kaakgewricht).
- Er was een botzwelling van de 9e borstwervel, zonder omgevende bloeduitstorting.
- Ter plaatse van de breuk was aan de schedelbasis (met name links) bloeduitstorting onder het harde hersenvlies. Tevens was plaatselijk bloeduitstorting onder het harde hersenvlies aan bovenzijde van de rechterhelft van de grote hersenen.
- De hersenen toonde vochtstapeling met zwelling en afvlakking van het patroon van hersengroeven en hersenwindingen, zonder evidente tekenen van inklemming.
- De hersenen toonden zowel links zijwaarts als rechts zijwaarts kneuzingen.
- Er was bloed en bloederig vocht aanwezig in de mond- en de neusholte en de luchtwegen, met in de longen een gering aspect als van inademen van enig bloed (dan wel bloederig vocht).
- Het tongbeen toonde zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde een recent bij leven opgelopen breuk met omgevend bloeduitstorting.
- Het strottenhoofd toonde aan linkerzijde een recente vitale breuk met bij microscopisch onderzoek omgevend bloeduitstorting.
Interpretatie van resultaten:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , is het
navolgende gebleken:
Voorafgaand aan de sectie werd in het UMCG te Groningen radiologisch onderzoek verricht, bij voorlopige evaluatie hiervan en bij revisie door dhr. H. de Bakker, radioloog in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda werden meerdere afwijkingen (met name botbreuken) aangetroffen.
Bij sectie werd het lichaam van een man waargenomen met tekenen van fors bloedverlies, zijnde verbloeding. Verbloeding kan het overlijden zonder meer verklaren.
Er waren talrijke letsels, bij leven opgelopen door meermalen heftige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, samendrukkend en deels schavend en krassend geweld.
- Deels hadden deze letsels een aspecifiek voorkomen, zoals door geslagen worden,
getrapt worden, vallen, zich stoten, etc.
- Deels toonden deze letsels een specifiek patroon (met onder meer zogenaamde ‘tramline tracks’), zoals passend bij geslagen worden met een lang, relatief smal, relatief hard en mogelijk iets soepel, stevig voorwerp, met een breedte van grootteorde circa 1-1,5 cm en met aan het uiteinde een ronde verbreding, waarvan het contactoppervlak (met de huid) een grootteorde had van circa 2 cm diameter.
- Deels toonden deze letsels een aspecifiek patroon, zoals kan passen bij stevig beetnemen (aan de armen).
Ten gevolge van dit geweld waren er talrijke breuken, was er kneuzing van de hersenen met aspecifieke begeleidende hersenzwelling en was er bloeduitstorting onder de hersenvliezen. Bij neuropathologisch onderzoek toonden alle letsels aanwezig aan de hersenen en hersenvliezen een aspect van recent voor het overlijden ontstaan. Er waren geen letsels met
aanwijzingen voor een ouderdom van circa drie dagen.
Aan de hals waren uitwendig gering letsels, doch inwendig waren breuken van het
tongbeen en het strottenhoofd, ontstaan bij leven door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend en/of samendrukkend (al dan niet ook omsnoerend) geweld aan de hals, zoals door geslagen worden, getrapt worden, gewurgd worden, etc.
Door de breuken en letsels aan het gelaat (en met name de kaken) was er bloed aanwezig in de luchtwegen met in de longen gering het aspect als van inademen van bloed.
De bevinding van stipvormige bloeduitstortingen verspreid doorheen het lichaam kan passen bij een periode van verstikking (zoals door bijvoorbeeld samendrukkend geweld aan de hals). Mogelijk heeft verstikking bijgedragen aan het intreden van de dood.
Bij toxicologisch onderzoek werd ethanol (alcohol) aangetroffen, in een dusdanige concentraties dat de toxicoloog kon concluderen dat het bewustzijn ten tijde van overlijden door alcohol zal zijn beïnvloed (doch dat de mate van beïnvloeding en dus ook de precieze effecten afhankelijk zijn van de mate van gewenning aan alcohol). De aangetroffen concentratie alcohol kan op zich het overlijden niet verklaren, wel kan het mogelijk een bijdrage hebben geleverd aan het (proces van) overlijden.
Er waren tekenen van aderverkalking van de kransslagaders. Alhoewel er bij sectie geen aanwijzingen waren voor een recent hartinfarct, kunnen deze ziekelijke veranderingen bijgedragen hebben aan (met name de snelheid van) het proces van overlijden.
Er was matige vervetting van de lever, zoals onder meer kan ontstaan na langdurig en fors alcoholgebruik. Dit heeft geen directe rol gespeeld ten aanzien van het intreden van de dood.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , wordt het intreden van de dood zonder meer verklaard door verbloeding ten gevolge van talrijke letsels, bij leven opgelopen door meermalen heftige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, samendrukkend en deels schavend en krassend geweld. Mogelijk heeft verstikking bijgedragen aan het intreden van de dood.

8. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer 2013053170, d.d. 30 september 2013 bevattende een proces-verbaal onderzoek [adres] [plaats] (opgenomen in Map 2: overlijden [slachtoffer] politieonderzoek, geen paginanummering), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:

Op dinsdag 21 mei 2013 hebben wij verbalisanten, werkzaam bij de Forensische Opsporing, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een moord/doodslag van een man, waarvan door de politie Eenheid Noord Nederland proces-verbaal is opgemaakt.
Gelet op het aangetroffen sporenbeeld en de sporen op en aan het slachtoffer verklaren wij verbalisanten:
Het merendeel van de aangetroffen bloedspatpatronen, zoals op de keukenkastjes, in de hal en de woonkamer, op de banken en de wand achter het slachtoffer, gaven ons de indicatie dat deze waren ontstaan terwijl het slachtoffer zich laag bij de grond bevond.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 mei 2013 te [plaats] (in een woning gelegen aldaar aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het gezicht en op het hoofd en tegen andere lichaamsdelen geslagen en
- die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen met kracht met geschoeide voeten tegen het hoofd en op het hoofd en in het gezicht en andere lichaamsdelen geschopt/getrapt/gestampt en
- die [slachtoffer] meermalen met kracht met een honkbalknuppel tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de hals en tegen de rug en de buik en benen en armen en ribben en heupen geslagen,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Omtrent verdachte is er ten tijde van het hoger beroep door M.F. de Vries, psychiater en B.H. de Boer, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, naar aanleiding van het ten laste gelegde feit een rapport uitgebracht d.d. 7 mei 2015, welk rapport als conclusie inhoudt dat er bij betrokkene gesproken kan worden van een ziekelijke stoornis in de zin van langdurig bestaande middelenproblematiek, waarbij het problematische gebruik van alcohol en cocaïne (buiten detentie) voorop staan. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een zwakbegaafd niveau van cognitief functioneren, waarbij de deskundigen opmerken dat betrokkene de meeste beperkingen ervaart op verbaal vlak. Tevens is er sprake van een verstandelijke beperking die nimmer eerder in volledige omvang onderkend is, waardoor goed denkbaar is dat betrokkene in zijn leven overvraagd is, hetgeen eveneens in gedragsproblematiek, frustraties en gevoelens van spanning kan resulteren. De middelenproblematiek en betrokkenes beperkte cognitieve vaardigheden grijpen tevens op negatieve wijze op elkaar in. Op basis van het feit dat zowel betrokkenes alcoholafhankelijkheid als ook zijn cocaïnemisbruik hardnekkige problematiek betreft, in combinatie met de gegevens die bekend zijn betreffende zijn alcohol- en cocaïnegebruik in aanloop tot en ten tijde van het ten laste gelegde, kan wel gesteld worden dat deze aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Ten aanzien van de zwakbegaafdheid van betrokkene kan gesteld worden dat deze vanuit aanleg aanwezig geacht wordt en consistent over de tijd aanwezig is, zo ook ten tijde van het ten laste gelegde. Beide deskundigen menen dat betrokkenes cognitieve beperkingen, alsmede zijn middelenproblematiek aanzienlijk in het ten laste hebben doorgewerkt. Zij adviseren betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het hem ten laste gelegde.
Gelet op de inhoud van voormelde rapporten kan het hof zich verenigen met de conclusies van voornoemde deskundigen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het hof zal dan ook uitgaan van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Nu niet is gebleken dat verdachte het bewezen verklaarde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer] , door zich in een uren durend tijdsbestek buitengewoon gewelddadig tegen [slachtoffer] te gedragen. Na deze gedragingen hebben verdachte en zijn medeverdachte de woning verlaten om de honkbalknuppel, waarmee die [slachtoffer] is geslagen, weg te brengen en te verbergen en om naar het café te gaan, zonder zich verder om de stervende [slachtoffer] te bekommeren. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachte blijk gegeven van een stuitend gebrek aan moreel besef. De gruwelijke, meedogenloze wijze waarop het slachtoffer, die beide verdachten nota bene onderdak verschafte in zijn woning, om het leven is gebracht, getuigt van het ontbreken van elke vorm van respect voor zijn leven.
Verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer een onherstelbaar verlies en groot verdriet toegebracht, zoals ook is gebleken uit de door de broer van het slachtoffer ter zitting van het hof voorgedragen slachtofferverklaring. Een feit als dit behoort tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. Bij dit alles past vergelding.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 19 augustus 2015, eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten. Verdachte is meermalen, de laatste keer in 2008, veroordeeld wegens geweldsdelicten. Voor het overige is verdachte met name veroordeeld wegens alcohol gerelateerde verkeersfeiten.
Het hof zal bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook houdt het hof rekening met het feit dat verdachte, vanaf zijn tweede verhoor bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter zitting bij de rechtbank en het hof opening van zaken heeft gegeven over zijn handelen. Verdachte heeft er blijk van gegeven zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor zijn handelen te willen nemen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van tien jaren een passende en noodzakelijke bestraffing is, mede in het licht van hetgeen hierna wordt overwogen over de gevorderde TBS met verpleging. Voor het opleggen van een lagere straf, zoals was verzocht door de raadsman, ziet het hof geen reden.

Oplegging van maatregel

De raadsman heeft ter zitting van het hof kenbaar gemaakt dat de verdediging het aangewezen acht dat aan verdachte een TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Hij heeft hiervoor verwezen naar rapportages die ten tijde van de behandeling in eerste aanleg zijn opgemaakt en naar voornoemd PBC-rapport.
Voormeld rapport van het PBC houdt naast het eerder overwogene –zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende in:
De kans op recidive wordt zonder de aanwezigheid van een strafrechtelijk (behandel) kader, als matig tot hoog ingeschat. Mocht uw college besluiten aan betrokkene een behandeling in een strafrechtelijk kader op te leggen dan zou in de visie van ondergetekenden, op basis van de hardnekkigheid van de problematiek, een behandel- en begeleidingstraject van enkele jaren nodig zijn om het recidiverisico op soortelijke feiten als het huidige ten laste gelegde tot een aanvaardbaar niveau te reduceren. In verband met de ernst van het ten laste gelegde, de mate van doorwerking (vanuit het pathologische middelengebruik alsmede de zwakbegaafdheid), het matig tot hoog geschatte recidiverisico en het gevaarsrisico dat hieruit voortvloeit, zien ondergetekenden geen aanknopingspunten voor een ander advies dan TBS met verpleging.
Het hof neemt voornoemde conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de zijne.
Het hof is van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling gelet op voornoemd rapport van het PBC onontkoombaar is en dient te worden opgelegd. Bovendien is een TBS met voorwaarden reeds gelet op de op te leggen straf geen optie.
Gebleken is dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en een ziekelijke stoornis bestonden. Het door hem begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Er is - naar het oordeel van het hof – hoog recidivegevaar aanwezig. De algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en het daarbij te geven bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, waarbij de duur van de maatregel niet in tijd is beperkt.
Het door verdachte begane misdrijf was gericht op en veroorzaakte gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De terbeschikkingstelling kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 1 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken..
Mr. Elzinga is buiten staat dit arrest te ondertekenen.