In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2008, na de echtscheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2015 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen zonder overnachtingen bij de vader. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft het verzoek van de moeder bestreden en verzocht haar niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de eerder vastgestelde zorgregeling niet is nagekomen en dat er zorgen zijn over de zorg voor de minderjarige door de vader. De rechtbank had eerder al een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige gedurende bepaalde periodes bij de vader zou verblijven. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende maatregelen had genomen om haar zorgen over de zorg van de vader weg te nemen en dat de zorgregeling in het belang van de minderjarige was.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld, die ingaat op 18 oktober 2015. De regeling houdt in dat de minderjarige gedurende zes maanden één zondag per veertien dagen bij de vader zal verblijven, gevolgd door een uitbreiding naar één weekend per veertien dagen. Het hof benadrukte de wettelijke verplichting van de moeder om de ontwikkeling van de banden tussen de minderjarige en de vader te bevorderen en waarschuwde voor mogelijke gevolgen bij niet-nakoming van de zorgregeling.