ECLI:NL:GHARL:2015:7610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
21-007593-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van medeplichtigheid aan hennepteelt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het opzettelijk telen van hennepplanten. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen deze vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat hoger beroep tegen een vrijspraak niet openstaat voor de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De tenlastelegging betrof medeplichtigheid aan het opzettelijk telen van hennepplanten. Het hof oordeelde dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid vereist is dat het opzet van de verdachte gericht was op het verschaffen van gelegenheid tot het telen van hennepplanten. Het hof kwam tot de conclusie dat dit opzet niet uit het dossier kon worden afgeleid. De verdachte had verklaard niets te weten van de hennepkwekerij en had geen toegang tot de delen van het pand die aan de onderhuurders waren verhuurd.

Het hof overwoog verder dat de verdachte niet verplicht was om controle uit te oefenen op het gebruik van het verhuurde pand. De enkele geur van hennep die door de politie was geroken, was onvoldoende bewijs voor het opzet van de verdachte. De verdachte had bovendien verklaard dat hij de eerste zes maanden geen huur hoefde te betalen en dat hij inkomsten genereerde uit de verkoop van goederen.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het (voorwaardelijk) opzet niet kon worden aangetoond. De beslissing van het hof werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier en werd op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007593-14
Uitspraak d.d.: 13 oktober 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 december 2014 met parketnummer 05-701069-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
volgens eigen opgave wonende [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
2.
Primair
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 25 januari 2012 te Velp, gemeente Rheden,, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 1550 hennepplanten en/of 78 kilo henneptoppen, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks de periode 1 januari 2012 tot en met 25 januari 2012 te Velp, gemeente Rheden, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan pand aan de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 78 kilogram hennep(toppen) en/of ongeveer 1550, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 1 augustus 2011 te Velp, gemeente Rheden,, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan, conform het vonnis van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wordt het volgende overwogen.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid tot het opzettelijk telen van hennepplanten is vereist dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid tot het opzettelijk telen van hennepplanten. Dit (voorwaardelijk) ‘dubbel’ opzet kan naar het oordeel van het hof niet uit het dossier worden afgeleid.
Verdachte heeft verklaard niets van de hennepkwekerij te weten, had, voor zover kan worden vastgesteld, geen toegang tot de aan de onderhuurders verhuurde delen van het pand en niet valt uit te sluiten dat de werkzaamheden die verdachte heeft verricht, zijn verricht in het kader van het opknappen van de winkel en/of zijn woning. Dat op 25 januari 2012 een wietlucht is geroken door de agenten en er op 29 november 2011 eveneens een melding is gedaan ter zake stankoverlast welke mogelijk veroorzaakt door hennep [1] , brengt nog niet mee dat verdachte op het moment dat hij het huurcontract met de Polen sloot, wist dat deze Polen in het pand een hennepkwekerij zouden vestigen. Bovendien is het de vraag of verdachte de hennepgeur daadwerkelijk heeft geroken, hetgeen hij heeft ontkend. Een verhuurder is bovendien niet verplicht controle uit te oefenen op het gebruik van het verhuurde met het oog op het voorkomen van het plegen van strafbare feiten in het verhuurde. Dat verdachte geen gegevens van de Polen heeft kunnen overleggen en geen kopieën heeft gemaakt van de identiteitsbewijzen van de onderverhuurders is - ook in samenhang met het bovenstaande - onvoldoende om van vorenbedoeld opzet te kunnen spreken. De advocaat-generaal heeft in dit verband nog gewezen op het feit dat verdachte een pand huurde voor een bedrag van € 3.700,-, terwijl de inkomsten van verdachte blijkens zijn verklaring slechts € 2.000,- á € 2.500,- per maand bedroegen. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof echter verklaard dat hij de eerste zes maanden geen huur hoefde te betalen, hij per 1 januari 2012 huurgelden van de onderhuurders ontving en hij geld verdiende met de verkoop van goederen uit faillissementen.
Nu (voorwaardelijk) opzet ook anderszins niet uit de bewijsmiddelen in het dossier kan worden afgeleid, dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Gelet op de te geven vrijspraak behoeven het verweer van de raadsman betreffende onrechtmatig verkregen bewijs en het (voorwaardelijke) verzoek met betrekking tot de huurcontracten geen bespreking meer.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M.E. van Wees, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en op 13 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.p. 8 van het dossier.