Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de appellante, die in eerste aanleg onder de wettelijke schuldsaneringsregeling viel. De appellante had op 17 augustus 2015 een vonnis van de rechtbank Overijssel aangevochten, waarin de schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift van de appellante pas op 26 augustus 2015 ter griffie was ontvangen, wat na de wettelijke termijn van acht dagen was. De advocaat van de appellante, mr. R.J. Hoogeveen, had geprobeerd het beroepschrift op 25 augustus 2015 per fax in te dienen, maar het hof kon geen bewijs vinden dat dit faxbericht daadwerkelijk was ontvangen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 351 van de Faillissementswet en artikel 33 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof concludeerde dat de appellante niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De beslissing werd ter zitting aan de aanwezigen medegedeeld en het arrest werd op 13 oktober 2015 verzonden.