ECLI:NL:GHARL:2015:7697

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
200.167.504/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de voormalig bewindvoerder voor tekortkomingen in de zorg van een goed bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een voormalig bewindvoerder. De voormalig bewindvoerder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin was vastgesteld dat zij tekortgeschoten was in haar zorgplicht en aansprakelijk was voor de schade die de rechthebbende had geleden. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn huidige bewindvoerder, had de voormalig bewindvoerder aangeklaagd voor verschillende schadeposten, waaronder een bedrag van € 150,- dat onterecht was overgemaakt naar een andere cliënt, en een bedrag van € 503,- dat betrekking had op huurtoeslag die niet correct was afgehandeld. Het hof oordeelde dat de voormalig bewindvoerder inderdaad tekortgeschoten was in haar zorgplicht en dat de schade die de rechthebbende had geleden, vastgesteld moest worden op een totaalbedrag van € 1.437,75. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter voor zover deze een hoger schadebedrag had vastgesteld en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak om adequaat te handelen in het belang van de rechthebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.167.504/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3153231 MT VERZ 14-2088)
beschikking van de familiekamer van 6 oktober 2015
inzake
[verzoekster] ,
als zodanig handelend onder de naam [A] ,
kantoorhoudende te [B] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de voormalig bewindvoerder / [verzoekster] ,
advocaat: mr. J.H. Rodenburg, kantoorhoudende te Zoetermeer,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [C] ,
verder te noemen: de rechthebbende,
verweerder in hoger beroep,
in deze vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [D] ,
als zodanig handelend onder de naam [E] ,
kantoorhoudende te [C] ,
verder te noemen: de huidige bewindvoerder / [D] ,
advocaat: mr. E.D. van Tellingen, kantoorhoudende te Almere.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 8 januari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 2 april 2015, is de voormalig bewindvoerder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De voormalig bewindvoerder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en de verzoeken van de rechthebbende zoals ingediend door zijn huidige bewindvoerder alsnog af te wijzen, onder veroordeling van de rechthebbende en/of zijn bewindvoerder in de kosten van het geding in beide instanties.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 juni 2015, heeft de huidige bewindvoerder het verzoek in hoger beroep van de voormalig bewindvoerder bestreden en verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en de voormalig bewindvoerder te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 1 mei 2015 een journaalbericht van 30 april 2015 van mr. Rodenburg met bijlagen;
- op 11 september 2015 een journaalbericht van dezelfde datum van mr. Rodenburg;
- op 15 september 2015 een journaalbericht van dezelfde datum van mr. Rodenburg met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 16 september 2015 plaatsgevonden. Verschenen zijn de voormalig bewindvoerder, bijgestaan door mr. Holleman (een kantoorgenote van mr. Rodenburg) en de huidige bewindvoerder, bijgestaan door haar advocaat. De rechthebbende is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet in persoon verschenen. Ter zitting heeft mr. Holleman mede het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 3 mei 2012 over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende een bewind ingesteld en [verzoekster] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij beschikking van 24 april 2014 heeft de kantonrechter op verzoek van de rechthebbende [verzoekster] met ingang van de dag na de uitspraak ontslagen als bewindvoerder en [D] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij brief van 6 juni 2014 heeft de huidige bewindvoerder bij de kantonrechter aangegeven dat zij om verschillende redenen niet akkoord kan gaan met de (eind)rekening en verantwoording van de voormalig bewindvoerder.
3.4
Bij brief van 21 juli 2014, heeft de voormalig bewindvoerder, in aanvulling op haar eerdere brief van 28 juni 2014, gereageerd op de constateringen van de huidig bewindvoerder.
3.5
Bij brief van 16 september 2014 heeft de huidig bewindvoerder - zakelijk weergegeven - toegelicht voor welke bedragen de rechthebbende is benadeeld. De kantonrechter heeft dit aangemerkt als een verzoek de voormalig bewindvoerder te veroordelen tot betaling van de schade die de rechthebbende heeft geleden door toedoen van de voormalig bewindvoerder.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter vastgesteld dat de voormalig bewindvoerder is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. Voorts heeft de kantonrechter vastgesteld dat de voormalig bewindvoerder aansprakelijk is jegens de rechthebbende voor de door hem geleden schade en is de schade die de rechthebbende dientengevolge heeft geleden vastgesteld op een bedrag van € 1.927,20. De kantonrechter heeft de voormalig bewindvoerder veroordeeld om tegen kwijting aan de rechthebbende te betalen een bedrag van € 1.927,20. De kantonrechter heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek is een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.2
Het hoger beroep van de voormalig bewindvoerder is gericht tegen drie schadeposten die bij de bestreden beschikking zijn toegewezen.
De vordering van € 150,-
4.3
Vast staat dat in april 2013 een bedrag van € 150,- is overgemaakt van de rekening van de rechthebbende naar de rekening van een andere cliënt van de voormalig bewindvoerder. Ter zitting in hoger beroep heeft de voormalig bewindvoerder met betrekking tot deze post erkend dat zij - zakelijk weergegeven - toerekenbaar is tekortgeschoten door een bedrag van € 150,- over te boeken naar een rekening van een andere cliënt. Het hof is dan ook van oordeel dat de kantonrechter de voormalig bewindvoerder terecht aansprakelijk heeft geacht voor de door de rechthebbende hierdoor geleden schade en de voormalig bewindvoerder terecht heeft veroordeeld om dit bedrag van € 150,- aan de rechthebbende terug te betalen.
De zorg- en huurtoeslag
4.4
Volgens de huidige bewindvoerder is de zorg- en huurtoeslag van de rechthebbende niet op zijn eigen rekening is binnengekomen, maar op de rekening van de voormalig bewindvoerder. Over het jaar 2013 had de rechthebbende recht op een bedrag van € 1.129,-. De rechthebbende heeft slechts een bedrag van € 626,- van de voormalig bewindvoerder ontvangen. De huidige bewindvoerder kan niet nagaan wat met het resterende bedrag van (€ 1.129,- min € 626,- =) € 503,- is gebeurd.
4.5
De voormalig bewindvoerder heeft met betrekking tot de toeslagen in hoger beroep - samengevat - het volgende verweer gevoerd. De rechthebbende had in de periode dat hij in detentie verbleef en in de periode daarna, waarin hij geen vaste woon- of verblijfplaats had, geen recht op zorg- en huurtoeslag. De voormalig bewindvoerder heeft het bedrag aan toeslagen waarop geen aanspraak kon worden gemaakt, te weten een bedrag van € 226,-, teruggestort op de rekening van de Belastingdienst. Voorts heeft de voormalig bewindvoerder een bedrag van € 626,- dat ten onrechte op haar rekening was gestort, overgemaakt naar de rekening van de rechthebbende. Het resterende bedrag aan huurtoeslag waar de rechthebbende recht op had, heeft de voormalig bewindvoerder nooit ontvangen, omdat een deurwaarder beslag had gelegd op de toeslagen. De voormalig bewindvoerder vermoedt dat de deurwaarder de post naar de rechthebbende heeft verzonden. Daarom was zij in eerste instantie niet op de hoogte van de betreffende aanmaningen en had zij het beslag dus niet kunnen voorkomen.
4.6
Ter zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de zorgtoeslag over het jaar 2013 nog niet definitief is berekend. Het hof constateert dan ook dat de post van € 503,- betrekking moet hebben op de door de rechthebbende geleden schade voor wat betreft de huurtoeslag.
4.7
Het hof is van oordeel dat de voormalig bewindvoerder met betrekking tot de huurtoeslag van de rechthebbende toerekenbaar is tekortgeschoten in de financiële zorg die in een dergelijk geval van een bewindvoerder mag worden verwacht. Uit de definitieve berekening van de Belastingdienst d.d. 8 augustus 2014 met betrekking tot de toeslagen over het jaar 2013, blijkt dat de rechthebbende een bedrag van € 1.129,- aan huurtoeslag toegekend heeft gekregen. Niet in geschil is dat de rechthebbende van dit bedrag slechts € 626,- (via de voormalig bewindvoerder) heeft ontvangen. De voormalig bewindvoerder heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat op het resterende bedrag van € 503,- beslag is gelegd en dat zij daarom (een deel van) dit bedrag nooit heeft ontvangen en derhalve ook niet aan de rechthebbende heeft kunnen doen toekomen. Ook heeft de voormalige bewindvoerder geen stukken overgelegd die haar stelling dat zij een bedrag van € 226,-, heeft teruggestort op de rekening van de Belastingdienst onderbouwen. Nu de voormalig bewindvoerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de oorzaak ervan is dat de rechthebbende het bedrag van € 503,- niet heeft ontvangen, terwijl dat wel van haar mocht worden gevergd, is het hof van oordeel dat de door de rechthebbende geleden schade voor wat betreft het niet ontvangen van huurtoeslag op dit bedrag moet worden vastgesteld. Dat de Belastingdienst een deel van de huurtoeslag (in de maanden januari en mei 2013) op de verkeerde rekening heeft gestort, disculpeert de voormalig bewindvoerder niet van haar taken als bewindvoerder. Het had op de weg van de voormalig bewindvoerder gelegen om te zorgen dat de toeslagen op de juiste rekening zouden worden gestort. Voor zover de voormalig bewindvoerder stelt dat zij de Belastingdienst bij herhaling hierom heeft verzocht, geldt naar het oordeel van het hof evenzeer dat dit niet blijkt uit de overgelegde stukken, waaronder de notities van de voormalig bewindvoerder.
Bijzondere bijstand 2013
4.8
De huidige bewindvoerder heeft aangevoerd dat de rechthebbende over het jaar 2013 geen bijzondere bijstand heeft ontvangen, terwijl hij daar in ieder geval gedurende acht maanden wel recht op had. Vanwege het feit dat de rechthebbende in detentie heeft gezeten, heeft hij maximaal vier maanden geen recht gehad op bijzondere bijstand. Hierdoor is de rechthebbende minimaal voor een bedrag van € 1.274,20 benadeeld (door de huidige bewindvoerder berekend op basis van de tarieven die door de voormalig bewindvoerder over het jaar 2013 zijn gehanteerd).
4.9
De voormalig bewindvoerder heeft met betrekking tot deze post onder meer het verweer gevoerd dat zij steeds tijdig de bijzondere bijstand heeft aangevraagd, maar dat de rechthebbende - zowel in de periode voordat hij in detentie zat als daarna - de stukken die bij de aanvraag meegestuurd zouden moeten worden, niet heeft aangeleverd.
4.1
Naar het oordeel van het hof is de voormalig bewindvoerder ook wat betreft de aanvraag voor de bijzondere bijstand over het jaar 2013 tekortgeschoten in haar taken als bewindvoerder. Volgens de stelling van de voormalig bewindvoerder is de bijzondere bijstand niet verleend omdat de huurovereenkomst niet bij de aanvraag was overgelegd. In hoger beroep heeft de huidige bewindvoerder de stelling van de voormalig bewindvoerder dat zij de rechthebbende bij herhaling heeft verzocht de huurovereenkomst aan te leveren, betwist. Het hof is met de huidige bewindvoerder van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat de voormalig bewindvoerder in de periode voordat de rechthebbende gedetineerd zat, meer dan eens de huurovereenkomst bij de rechthebbende heeft opgevraagd en al het mogelijke wat redelijkerwijs van haar kon worden verwacht heeft gedaan om te bereiken dat de bijzondere bijstand alsnog zou worden verleend. De stelling van de voormalig bewindvoerder dat zij dit wel heeft gedaan, zou juist kunnen zijn, maar nu zij deze handelingen niet in haar administratie heeft bijgehouden en de huidige bewindvoerder deze stelling gemotiveerd heeft betwist, is voor het hof onduidelijk gebleven welke acties de voormalig bewindvoerder heeft ondernomen en moet het ervoor gehouden worden dat het aan adequate actie door de voormalig bewindvoerder heeft ontbroken.
4.11
De voormalig bewindvoerder heeft voorts aangevoerd dat toen de rechthebbende niet meer gedetineerd zat, het heel moeilijk was om met hem samen te werken. Vanaf september 2013 was de samenwerking onmogelijk geworden en was er geen werkbare situatie meer voor haar, mede omdat de rechthebbende agressief en bedreigend was richting haar. De voormalig bewindvoerder heeft daarom sindsdien niets meer gedaan dan wel kunnen doen voor de rechthebbende. Zij heeft de rechthebbende toen geadviseerd een nieuwe bewindvoerder te zoeken. Naar de mening van de voormalig rechthebbende kan het niet aan haar verweten worden dat vervolgens pas in mei 2014 de huidige bewindvoerder is benoemd.
4.12
Het hof is van oordeel dat dit niet afdoet aan de zorgplicht die een bewindvoerder heeft om de financiële zaken van de rechthebbende zo goed mogelijk te behartigen zolang hij/zij de bewindvoerder van de rechthebbende is. Indien de bewindvoerder hiertoe niet (meer) in staat is, ligt het op de weg van de bewindvoerder om met bekwame spoed een verzoek tot ontslag als bewindvoerder van de rechthebbende bij de kantonrechter in te dienen. Naar het oordeel van het hof had de voormalig bewindvoerder haar taken moeten blijven uitvoeren totdat de huidige bewindvoerder was benoemd, zelfs al was er geen sprake meer van een werkbare situatie met de rechthebbende. De voormalig bewindvoerder had in dat geval eerder zelf haar ontslag dienen aan te vragen in plaats van af te wachten totdat de rechthebbende (uiteindelijk op 22 oktober 2013) zelf een verzoek deed tot wijziging van zijn bewindvoerder.
4.13
Met betrekking tot de hoogte van de schade voor wat betreft de bijzondere bijstand overweegt het hof als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de rechthebbende over het jaar 2013 geen bijzondere bijstand heeft verkregen. Voorts zijn partijen het erover eens dat de rechthebbende in verband met het feit dat hij drie maanden in detentie heeft gezeten (van 18 maart 2013 tot 14 juni 2013) en vervolgens enige tijd geen vaste woon- of verblijfplaats heeft gehad, in beginsel in totaal 4 maanden en 11 dagen geen recht had op bijzondere bijstand.
4.14
De huidige bewindvoerder heeft in hoger beroep verklaard dat de rechthebbende weliswaar in beginsel geen recht heeft op bijzondere bijstand wanneer hij in detentie zit of geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, maar dat een bewindvoerder wel een machtiging van de kantonrechter kan krijgen voor het aanvragen van bijzondere bijstand wanneer de bewindvoerder gedurende die periode veel werkzaamheden moet verrichten voor de rechthebbende. Bij de berekening van de vordering is de huidige bewindvoerder daarom ervan uitgegaan dat de voormalig bewindvoerder gedurende geheel 2013 aanspraak had kunnen maken op bijzondere bijstand. De huidige bewindvoerder stelt zich gelet hierop op het standpunt dat de rechthebbende minimaal voor een bedrag van € 1.274,20 is benadeeld.
4.15
Het hof volgt de huidige bewindvoerder niet in dit standpunt. Naar het oordeel van het hof staat niet vast dat er bijzondere bijstand zou zijn toegekend voor de periode dat de rechthebbende in detentie heeft gezeten en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft gehad. In het onderhavige geval staat niet vast hoeveel werkzaamheden de voormalig bewindvoerder gedurende die periode voor de rechthebbende heeft verricht en of zij voor deze periode derhalve een machtiging voor bijzondere bijstand zou hebben verkregen.
4.16
Het hof is daarom van oordeel dat de rechthebbende voor wat betreft de bijzondere bijstand alleen schade heeft geleden over de periode dat hij in het jaar 2013 niet in detentie zat, en wel een vaste woon- of verblijfplaats had, derhalve 12 maanden min 4 maanden en 11 dagen = 7 en 19/30e maand (= 7,63 maand). Het hof zal bij de berekening van de schade uitgaan van een tarief van € 102,85 per maand, zoals ook blijkt uit het 'Overzicht transacties' achter de brief van de huidige bewindvoerder van 16 september 2014. Het hof stelt de schade dan ook vast op een bedrag van € 102,85 x 7,63 = (afgerond) € 784,75.
Conclusie
4.17
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de voormalig bewindvoerder in de voormelde kwesties is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en dat deze tekortkomingen aan haar kunnen worden toegerekend. Het hof is daarom van oordeel dat de kantonrechter de voormalig bewindvoerder terecht aansprakelijk heeft gesteld jegens de rechthebbende voor de door de rechthebbende geleden schade. Het hof stelt deze schade - anders dan de kantonrechter - vast op € 150,- + € 503,- + € 784,75 = € 1.437,75.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking
gedeeltelijk vernietigen en beslissen als volgt.
5.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 8 januari 2015, voor zover daarbij de door de rechthebbende geleden schade is vastgesteld op een bedrag van € 1.927,20 en de voormalig bewindvoerder is veroordeeld om tegen kwijting aan de rechthebbende dit bedrag te betalen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de schade die de rechthebbende heeft geleden vast op een bedrag van € 1.437,75;
veroordeelt de voormalig bewindvoerder om tegen kwijting aan de rechthebbende te betalen een bedrag van € 1.437,75;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 8 januari 2015, voor zover aan het hoger beroep onderworpen, voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. J.D.S.L. Bosch en
mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2015 in bijzijn van de griffier.