Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
kantoorhoudend te Zwolle,
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
[D] (gezinsvoogd) en mw. [E] (praktijkbegeleider).
3.De motivering van de beslissing
De overwegingen van het hof
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in deze procedure, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 30 maart 2015 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen had verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, stellende dat haar thuissituatie inmiddels voldoende stabiel was om de kinderen zelf te verzorgen.
De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarin de ouders van de minderjarigen sinds 2009 in een heftige echtscheidingsstrijd verwikkeld zijn. De kinderen zijn in het verleden meerdere keren uit huis geplaatst vanwege de onveilige thuissituatie bij de moeder. Het hof heeft in zijn overwegingen de zorgen over de opvoedingssituatie bij de moeder meegewogen, evenals de positieve ontwikkeling van de kinderen in het pleeggezin. De moeder heeft in het verleden hulpverlening afgewezen en heeft niet altijd de noodzakelijke ondersteuning geboden aan de kinderen.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun huidige pleeggezin de rust, structuur en veiligheid krijgen die zij nodig hebben. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat haar situatie is verbeterd en dat zij in staat is om de kinderen een stabiele opvoedingssituatie te bieden. Het hof heeft daarom de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de machtigingen tot uithuisplaatsing gehandhaafd.