Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4 april 2014.
4.De motivering van de beslissing
Ten aanzien van het geschil
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, die in Irak is geboren en in Nederland asiel heeft aangevraagd, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om een omgangsregeling met zijn kind, dat in 2011 is geboren. De moeder, die alleen het gezag over het kind heeft, heeft echter meerdere aangiftes gedaan tegen de vader wegens mishandeling, verkrachting, stalking en bedreiging. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen de omgangsverzoeken van de vader afgewezen en de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang te ontzeggen vanwege de veiligheidsrisico's voor de moeder en het kind.
In hoger beroep heeft de vader de eerdere beschikkingen bestreden en verzocht om een omgangsregeling. Het hof heeft de zaak behandeld en de verklaringen van beide partijen en de rapportages van de Raad en de nationale politie in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder ernstige angst heeft voor de vader, wat ook gevolgen heeft voor de minderjarige. De rechtbank had eerder geoordeeld dat omgang met de vader in strijd zou zijn met de belangen van het kind, en het hof heeft deze beoordeling bevestigd. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gronden zijn om de ontzegging van omgang te herzien en heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de bescherming van de rechten van het kind en de veiligheid van de moeder.