In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter van 27 augustus 2014, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, maar de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering) heeft het verzoek bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de beschikking.
De minderjarige [de minderjarige1] is sinds 2006 onder toezicht gesteld en is sinds 2010 uit huis geplaatst. De vader heeft in het verleden te maken gehad met financiële problemen en heeft moeite om structuur en begeleiding te bieden. Tijdens de zitting op 16 januari 2015 is gebleken dat de vader en de minderjarige enige tijd geen contact hebben gehad vanwege uitlatingen van de vader die belastend waren voor de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende positieve veranderingen zijn in de opvoedingssituatie van de vader, en dat de zorgen omtrent zijn gemoedstoestand en opvoedingscapaciteiten blijven bestaan.
Het hof heeft geoordeeld dat de kinderrechter terecht de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd, omdat de belangen van de minderjarige voorop staan en er geen voldoende basis is voor terugplaatsing bij de vader. De beschikking van de kinderrechter is dan ook bekrachtigd.