Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de gecertificeerde instellingof
de GI.
de vader,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter van 17 april 2015, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd van 23 april 2015 tot 23 april 2016. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. De vader, die ook betrokken was in deze zaak, had een advocaat ingeschakeld en de GI (Gecertificeerde Instelling) heeft het verzoek van de moeder bestreden.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader de ouders zijn van [de minderjarige], die in 2013 is geboren. De ouders zijn medio oktober 2012 uit elkaar gegaan. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige]. De kinderrechter had eerder besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van het kind. De moeder betwistte dat [de minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en voerde aan dat de ondertoezichtstelling niet bedoeld is om contact tussen de vader en [de minderjarige] op gang te brengen.
Het hof oordeelde dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling zijn vervuld. De moeder vertoonde angst voor de vader en had [de minderjarige] nog niet voorgelicht over haar biologische vader, wat van groot belang is voor haar identiteitsontwikkeling. Het hof benadrukte dat [de minderjarige] het recht heeft om haar beide ouders te kennen en dat het noodzakelijk is om de afstammingsvoorlichting op gang te brengen. De moeder werd als onvoldoende in staat geacht om dit zelf te doen, en het hof concludeerde dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkeling van [de minderjarige] te beschermen. De beschikking van de kinderrechter werd bekrachtigd.