In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Groningen van 21 september 2011. De appellanten, waaronder [appellant 1] c.s., stelden dat een perceel grond, kadastraal bekend als sectie L, nr. 4251, geleverd diende te worden aan [appellant 3] en [appellant 4]. De zaak betrof de medewerking van Holland Tankfahrt aan de notariële levering van dit perceel. Het hof nam de inhoud van een eerder tussenarrest van 26 mei 2015 over en behandelde de ingediende akten van beide partijen. De appellanten hadden een concept akte van levering overgelegd, waartegen de geïntimeerden geen inhoudelijke bezwaren hadden geuit, behalve dat alleen Holland Tankfahrt tot levering in staat zou zijn. Het hof oordeelde dat de concept akte, mits aangepast, geschikt was als basis voor de levering.
Het hof constateerde dat de appellanten geen concrete schadeposten hadden opgegeven, maar dat zij voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zij schade hadden geleden door de handelwijze van de geïntimeerden. Het hof besloot de verwijzing naar de schadestaatprocedure toe te wijzen. De geïntimeerden hadden in hun antwoordakte verzocht om de einduitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar het hof wees dit verzoek af omdat het niet tijdig was ingediend.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat de grieven van de appellanten slagen en vernietigde het het vonnis van de rechtbank. Het hof veroordeelde Holland Tankfahrt om binnen acht dagen mee te werken aan de levering van het perceel aan [appellant 3] en [appellant 4]. Tevens werd bepaald dat het arrest in de plaats treedt van de vereiste medewerking van de bestuurder van Holland Tankfahrt aan de notariële levering. De geïntimeerden werden hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van de door de appellanten geleden schade en in de kosten van beide instanties. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.