Uitspraak
1 oktober 2015.
de moeder, bijgestaan door mr. Toxopeus, de heer [C] (de opa van [de minderjarige] ) en mevrouw [D] namens de raad in het kader van zijn adviserende rol.
1.De motivering van de beslissing
De moeder heeft wel aan [E] haar toestemming verleend om de vader te voorzien
van informatie over de behandeling en het verloop van de behandeling van [de minderjarige] .
Er zal eerst een duidelijke verbetering tot stand moeten komen in de problematiek
van [de minderjarige] , aldus de raad.
Uit het onderzoek van de raad is echter gebleken dat contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader
op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is. [de minderjarige] is nog steeds erg bang voor de vader
en het idee alleen al dat hij contact met zijn vader zal moeten hebben veroorzaakt, zo blijkt uit het raadsrapport, een terugval in het gedrag en de leerprestaties van [de minderjarige] en heeft een negatief effect op zijn ontwikkeling en behandeling. Ongeacht of de angsten van [de minderjarige] voor de vader terecht zijn of niet, is het hof, met de raad, van oordeel dat de behandeling van [de minderjarige] in ieder geval niet doorkruist mag worden door een poging om het contact met de vader te herstellen. Hoe moeilijk ook voor de vader, aan [de minderjarige] dient, gelet op zijn ernstige persoonlijke problematiek, eerst de ruimte te worden geboden om de voor hem noodzakelijk geachte (psychiatrische) behandelingen en therapieën te kunnen volgen. Het hof gaat ervan uit dat de behandeling van [de minderjarige] zich ook zal richten op het negatieve vaderbeeld dat hij heeft en op het belang van een rol van de vader in het leven van [de minderjarige] . Gebleken is dat het negatieve beeld dat [de minderjarige] in eerste instantie van zijn moeder had in de loop van de tijd is bijgesteld. Naar het oordeel van het hof is het in het belang van [de minderjarige] dat er - in het kader van zijn behandeling - tevens gewerkt wordt aan het verbeteren van het beeld dat hij van
de vader heeft en zo mogelijk het wegnemen van de angsten die hij voor zijn vader heeft.
Het hof merkt in dit kader op in de persoon van de vader geen belemmering te zien voor omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Het hof wijst de vader er op dat hij [E] om informatie kan vragen over de behandeling van [de minderjarige] en dat hij zodoende op de hoogte kan blijven over de voortgang van de behandeling en zijn betrokkenheid bij [de minderjarige] kan tonen.