Uitspraak
de moeder,
de raad.
1.[de vader]
de vader,
de GI.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht het hof om de ondertoezichtstelling te vernietigen. De moeder stelde dat er geen ontwikkelingsbedreiging was en dat de kinderen niet met kwade opzet van school waren gehouden. De ouders gaven aan dat er problemen waren met de scholen vanwege hun levensvisie, maar dat zij inmiddels hulp hadden aanvaard van de Intensieve Pedagogische Training (IPT). De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) stelden echter dat de ondertoezichtstelling moest voortduren, omdat de kinderen een achterstand hadden opgelopen in hun ontwikkeling door langdurig schoolverzuim.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de ouders onvoldoende verantwoordelijkheid namen voor de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen. De kinderen waren gedurende een lange periode niet naar school geweest en hadden daardoor zowel cognitieve als sociaal-emotionele achterstanden opgelopen. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkelingsbedreigingen te ondervangen. De ouders hadden de ernst van de situatie lange tijd ontkend en waren ambivalent ten opzichte van het reguliere onderwijs. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die de ondertoezichtstelling had opgelegd.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van een veilige en stimulerende opvoedingssituatie voor minderjarigen, en de rol van de rechter in het waarborgen van de ontwikkeling van kinderen in situaties van schoolverzuim en opvoedingsproblemen.