Uitspraak
- bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- oplegging van jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van voorarrest;
1.primair:hij op of omstreeks 05 september 2013 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] (geboren [1998]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], namelijk het door verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s):
1.subsidiair:
“door het creëren en/of het in stand laten/houden van een bedreigende situatie voor die (…)”op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt, dat een nadere invulling ontbreekt en dat zonder feitelijke omschrijving en concretisering in de tenlastelegging van de woorden “bedreigende situatie” de dagvaarding in zoverre niet voldoet aan de in art. 261 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eis van opgave van het feit.
1.subsidiair:
15 (vijftien) maanden.
6 (zes) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
€ 4.115,20 (vierduizend honderdvijftien euro en twintig cent) bestaande uit € 115,20 (honderdvijftien euro en twintig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 4.115,20 (vierduizend honderdvijftien euro en twintig cent) bestaande uit € 115,20 (honderdvijftien euro en twintig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.