ECLI:NL:GHARL:2015:8774
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- J. Dörholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake verkeersboete
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 1 mei 2014 het beroep van de gemachtigde niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gemachtigde had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen schriftelijke machtiging was overgelegd waaruit bleek dat de gemachtigde bevoegd was om de betrokkene te vertegenwoordigen. De gemachtigde voerde in hoger beroep aan dat de kantonrechter de gelegenheid had moeten bieden om het verzuim te herstellen. Het hof overweegt dat indien een ander dan de betrokkene beroep instelt, de kantonrechter op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een schriftelijke machtiging kan verlangen. Het hof constateert dat de gemachtigde niet de gelegenheid heeft gekregen om het verzuim te herstellen, wat betekent dat de kantonrechter ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en beoordeelt de zaak zelf. Het hof stelt vast dat er inmiddels een deugdelijke machtiging is overgelegd. De gemachtigde stelt dat de officier van justitie ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond was. Het hof legt uit dat van een kennelijk ongegrond beroep sprake is wanneer uit het beroepschrift zelf blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn. In dit geval betreft het een roodlichtgedraging, terwijl het beroepschrift over snelheid gaat. Het hof concludeert dat de bezwaren van de gemachtigde ongegrond zijn en dat de officier van justitie geen aanleiding had om de gemachtigde te horen.
Het hof wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten af, omdat de gemachtigde op eigen titel procedeert en er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie wordt ongegrond verklaard, en het verzoek tot vergoeding van kosten wordt afgewezen.