ECLI:NL:GHARL:2015:8929

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
WAHV 200.168.410
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 23 februari 2015 een beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond had verklaard en de sanctie had gematigd tot nihil. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar het hof heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), dat bepaalt dat hoger beroep alleen mogelijk is als de opgelegde sanctie meer dan € 70,- bedraagt of als de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid. In dit geval was de oorspronkelijke sanctie minder dan € 70,-, waardoor het hof geen ruimte zag voor het doorbreken van het appelverbod. Het hof heeft ook aangegeven dat de rechter niet vrij is om de wet terzijde te schuiven, zelfs niet als de officier van justitie meent dat de kantonrechter een onjuiste beslissing heeft genomen. Het hof heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 245,-.

Uitspraak

WAHV 200.168.410
25 november 2015
CJIB 168698942
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 23 februari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. C.M.J.E.P. Meerts,
kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot nihil.
Het procesverloop
De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde van de betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 van de WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter alleen hoger beroep bij het hof worden ingesteld als er bij die beslissing sprake was van een sanctie van meer dan € 70,- of als de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid.
2. Het hof heeft in het arrest van 20 juli 2010 (WAHV 200.060.303, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3632), onder verwijzing naar de parallelle ontwikkeling van appelmogelijkheden ten aanzien van de strafrechtelijke overtredingen en WAHV-gedragingen, weliswaar geoordeeld dat hoger beroep voor de officier van justitie in een aantal gevallen ook open staat indien de kantonrechter de opgelegde sanctie op nihil heeft gesteld, maar dat is beperkt tot de situatie dat de initiële sanctie meer dan € 70,- heeft bedragen. Dat is hier niet het geval.
3. Van enige reden tot doorbreking van het appelverbod is in dit geval geen sprake. Het staat de rechter - behoudens uitzonderlijke gevallen - immers niet vrij de wet terzijde te schuiven en de zaken ondanks het in de wet opgenomen verbod alsnog te behandelen. Tot die uitzonderlijke gevallen behoort niet de omstandigheid dat de kantonrechter in de visie van de officier van justitie een onjuiste beslissing heeft genomen.
4. Gelet hierop zal het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Er bestaat aanleiding voor vergoeding van door de betrokkene in hoger beroep gemaakte proceskosten. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep een verweerschrift ingediend. Aan het indienen van een verweerschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 245,- (1 x € 490,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 245,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.