ECLI:NL:GHARL:2015:8982

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
21-006073-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en verschillende diefstallen, waaronder oplichting en diefstal in vereniging. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan de criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van misdrijven. De enige aanwijzingen voor betrokkenheid waren dat de verdachte driemaal betrokken was bij diefstal in vereniging en dat hij familie was van medeverdachten. Het hof oordeelde dat deze feiten niet voldoende waren om deelname aan een criminele organisatie te bewijzen.

Daarnaast heeft het hof ook de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van oplichting en diefstal, omdat het bewijs voornamelijk was gebaseerd op herkenningen door verbalisanten, die niet als betrouwbaar werden beschouwd. Het hof benadrukte dat de kwaliteit van de herkenningen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden cruciaal zijn voor de bewijsvoering. De verdachte had ontkend de feiten te hebben gepleegd en het hof vond de bewijsvoering onvoldoende om tot een veroordeling te komen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele bewezenverklaringen van diefstal in vereniging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden voor de bewezenverklaarde feiten, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de gepleegde delicten en de impact op de slachtoffers, voornamelijk oudere mensen die slachtoffer waren van babbeltrucs.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006073-14
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 oktober 2014 met parketnummer 08-900009-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [1973] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [PI. verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.J.M. Bommer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1 primair:hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 17 april 2012 tot en met 25 april 2012 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) KPN , heeft bewogen tot de afgifte van vier mobiele telefoons (Samsung Galaxy SII) (aan-023-01), en/of in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een order geplaatst als ware deze afkomstig van het bedrijf [bedrijf] BV en/of waarbij [benadeelde 1] als contactpersoon werd opgegeven in bezit van een rijbewijs met rijbewijsnummer [nummer rijbewijs] , en/of waardoor KPN (telkens) werd bewogen tot bovengenoemde afgifte; (Zaakdossier 23)
1 subsidiair:hij op of omstreeks 18 april 2012 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk vier mobiele telefoons (Samsung Galaxy SII), geheel of ten dele toebehorende aan KPN , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke telefoon(s) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als besteller en/of niet betalende koper van die telefoon(s), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2 primair:hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer siera(a)d(en) en/of zonnebril(len), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2 subsidiair:hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een/of meer siera(a)d(en) en/of zonnebril(len) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die siera(a)d(en) en/of zonnebril(len) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (Zaakdossier 24)
3:hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Schiedam, [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte met zijn auto met hoge snelheid op die [verbalisant] is ingereden; (Zaakdossier 24)
4:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meer uit [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [mededader 4] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- gekwalificeerde diefstal zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht, en/of
- gewoontewitwassen en/of witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht; (Zaakdossier 37)
5 primair:hij op of omstreeks 1 oktober 2012 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5 subsidiair:hij op of omstreeks 1 oktober 2012 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] , heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en/of pincode in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een medewerker van woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] en/of (vervolgens) ten overstaan met die [benadeelde 3] heeft gebeld met het "kantoor" en in dat gesprek meedeelde dat de lekkage nu echt moest worden verholpen en/of aan die [benadeelde 3] meegedeeld dat hij een rekening zou krijgen voor de reparatiewerkzaamheden en dat daarvoor zij het bankrekeningnummer of gironummer nodig hadden en/of dat woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] dan de kosten terug zou storten en/of aan die [benadeelde 3] een briefje heeft/hebben overhandigd waarop was vermeld wanneer de reparaties zouden plaatsvinden, waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte; (Zaakdossier 21)
6:hij op of omstreeks 1 oktober 2012 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (Zaakdossier 22)
7:hij op of omstreeks 27 april 2011 in te Ahaus (Duitsland) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of dhet weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; (zaak 5)
8:hij op of omstreeks 27 april 2011 in te Ahaus (Duitsland) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of dhet weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; (zaak 6)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3, 4, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 3 (bedreiging)
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de verklaringen in het dossier te veel uiteen lopen om vast te kunnen stellen of bij verbalisant [verbalisant] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen dan wel het leven zou kunnen verliezen Daar komt bij dat er tevens twijfel bestaat omtrent het voor een bewezenverklaring ten aanzien van bedreiging vereiste opzet, nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij gas gaf om met de auto op de groenstrook te kunnen komen en weg te rijden.
Feit 4 (deelneming criminele organisatie)
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit zou kunnen volgen dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte en een of meer van de andere in de tenlastelegging vermelde personen.
Het hof merkt vooraleerst op dat voor het aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht deelnemen in de zin van die bepaling de navolgende componenten van belang zijn.
Onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn. Een zeker bestendigheid is vereist, maar het gaat niet zover dat vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Als bewijs voor het bestaan van het oogmerk van de organisatie kunnen (mede) dienen de misdrijven die zijn gepleegd en het duurzaam en/of gestructureerde karakter van de samenwerking.
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van een organisatie. Ten aanzien van de rol van een betrokkene geldt voorts dat een betrokkene in zijn algemeenheid moet weten, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Een betrokkene hoeft echter niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Voor een familieverband geldt in het algemeen dat zijn sociale structuur en de verhoudingen tussen de leden onderling, op een aantal punten overeenkomsten vertonen met de hierboven genoemde, in eerdere jurisprudentie strafrechtelijk relevant beoordeelde, aspecten van een organisatie. Dit betekent echter niet dat om die reden reeds sprake is van een criminele organisatie indien meerdere leden van een familie tezamen misdrijven plegen.
Het hof acht bewezen dat verdachte driemaal betrokken is geweest bij een diefstal in vereniging in oktober 2012. Voor de betrokkenheid van verdachte bij de vermeende criminele organisatie bevat het dossier, behoudens deze incidenten en de omstandigheid dat verdachte deel uitmaakt van dezelfde familie als de medeverdachten, geen
concreteaanwijzingen. Het hof is om die reden van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om ten aanzien van verdachte te komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde. Het enkele feit dat verdachte driemaal betrokken is geweest bij een diefstal in vereniging is daarvoor onvoldoende.
Feiten 7 en 8 (pindiefstallen)
In april 2011 is van oudere mensen de pinpas ontvreemd en vervolgens de pincode ontfutseld door middel van een babbeltruc. Vervolgens zijn op 27 april 2011 van de bankrekeningen van de aangevers verschillende geldbedragen opgenomen. Van deze pintransacties zijn camerabeelden beschikbaar, welke zijn vertoond in het programma ‘Opsporing Verzocht’. In totaal zijn er 54 tips binnengekomen. In 11 tips wordt verdachte als één van de daders genoemd. Vijf van deze tips betreffen herkenningen door verbalisanten. Verdachte ontkent dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bij de politie en ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij zich niet herkent op de verschillende afdrukken van de camerabeelden.
Het hof stelt vast dat het bewijs dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, uitsluitend is gebaseerd op de door de verbalisanten gerelateerde herkenningen van verdachte. Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kunnen aantonen. Er bestaat bij het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisanten, die hebben verklaard op de afdrukken van de camerabeelden verdachte zonder twijfel te herkennen. Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning, is de kwaliteit van de afbeeldingen van de herkende persoon en de mate van zichtbaarheid van diens persoonskenmerken op die afbeeldingen van belang. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien. In dit verband stelt het hof vast dat een groot aantal van de afdrukken van de camerabeelden zodanig onscherp is, dat herkenning wordt bemoeilijkt.
De eigen waarneming van het hof is dat de persoon die zichtbaar is op de beeldafdrukken gelijkenissen vertoont met het uiterlijk van verdachte zoals te zien is op diens ID foto.
Bij gebrek aan op de beeldafdrukken zichtbare, specifieke onderscheidende persoonskenmerken is echter niet met zekerheid vast te stellen dat het ook daadwerkelijk (telkens) verdachte betreft. Het voorgaande maakt dat de door de verbalisanten gedane herkenningen het hof in onvoldoende mate overtuigen als zijnde betrouwbaar.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Feit 1 (oplichting)
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde het volgende overwogen:
“…Namens [bedrijf] B.V. is op 17 april 2012 bij KPN in Enschede een order geplaatst voor vier nieuwe zakelijke GSM-abonnementen en vier Samsung Galaxy SII mobiele telefoons. Als vestigingsadres van [bedrijf] B.V. is opgegeven [adres] in [plaats] , terwijl het bedrijf officieel gevestigd is aan de [adres] in [plaats] . Als contactpersoon werd opgegeven [benadeelde 1] , geboortedatum [1973] , waarbij de persoon zich legitimeerde met een rijbewijs met nummer [nummer rijbewijs] . Bedoelde geboortedatum en rijbewijsnummer zijn identiek aan die van de verdachte. [benadeelde 1] zou bereikbaar zijn op telefoonnummer
[telefoonnummer] . Dit nummer staat op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] , de echtgenote van verdachte. Verdachte heeft dit telefoonnummer naar eigen zeggen in gebruik, hetgeen tijdens het onderzoek bevestigd wordt wanneer dit nummer door het onderzoeksteam wordt afgeluisterd. Op 18 april 2012 zijn bedoelde Samsung-telefoons door middel van een “Delivery Plus zending” afgeleverd op het adres [adres] in [plaats] , het toenmalige verblijfadres van verdachte.
Een “Delivery Plus zending” houdt in dat de koerier de goederen alleen mag afgeven aan de persoon die genoemd is in de order en als deze persoon zich legitimeert met het legitimatiebewijs zoals dit is opgegeven bij het plaatsen van de order. Van het legitimatiebewijs is door de koerier een foto gemaakt. Hoewel deze foto vrijwel onleesbare gegevens toont, kan het gelet op voornoemde procedure niet anders dan dat dit het rijbewijs is van de in de order vermeldde [verdachte] , [adres] , [plaats] , zijnde de verdachte. Verder komt het uiterlijk van de persoon op de foto van het legitimatiebewijs overeen met de zich in het dossier bevindende foto van verdachte uit de politiedocumentatie. De afgeleverde telefoons zijn diezelfde dag voor een bedrag van € 1.200,- verkocht aan telefoonwinkel [telefoonwinkel] in Enschede.
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af, in onderling verband en samenhang bezien, dat het verdachte is geweest die, in de periode van 17 april 2012 tot en met 18 april 2012, met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, KPN heeft bewogen tot afgifte van vier mobiele Samsung Galaxy SII telefoons.
Het hof verenigt zich met de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.
Feit 2 (diefstal in vereniging Schiedam)
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde het volgende overwogen:
“…De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging.
De rechtbank neemt hierbij als uitgangspunt de aangifte van mevrouw [benadeelde 2] , geboren op [1928] , waaruit blijkt dat er op 23 oktober 2012 omstreeks 19.45 uur bij haar woning is aangebeld. Als zij de deur opent ziet zij een man, die zichzelf introduceert als “recherche”, achter de man staat op de trap nog een vrouw. De man overhandigt haar papieren en vraagt haar of ze even mee wil komen omdat er schade aan haar auto zou zijn. Aangeefster loopt met de man mee. Eenmaal buiten ziet ze dat haar auto inderdaad schade heeft. Ook ziet ze de vrouw, die ze eerder op de trap heeft gezien, weer langs lopen. Kort daarop rondt de “man van de recherche” het gesprek af. Zodra aangeefster weer in haar woning is, bemerkt ze dat de gouden sieraden, die ze die dag om had, niet meer in het schaaltje in de keuken liggen. Ook zijn dure zonnebrillen en kleding verdwenen. Nadat aangeefster de politie heeft gebeld en verbalisanten bij haar in de woning zijn gearriveerd wordt via de intercom aangebeld. Als een verbalisant naar beneden gaat ziet hij een man die qua signalement lijkt op de man die aangeefster eerder heeft beschreven. De man gaat er, bij het zien van de politie, vandoor en rijdt weg in een donkere auto, naar later blijkt een Volvo.
Na een achtervolging door een motoragent, waarbij ook geschoten wordt, raakt de Volvo zodanig beschadigd dat verder rijden onmogelijk is en wordt verdachte nabij een tankstation aangehouden. In de auto worden goederen aangetroffen die door aangeefster worden herkend als haar eigendom. Ook wordt een kladblok in de auto aangetroffen waarop een doordruk te zien is van een tekst bestaande uit onder meer het kenteken van de auto van het slachtoffer. Even later worden ook twee vrouwelijke verdachten aangehouden die zich, na uit de gecrashte Volvo gevlucht
te zijn, in de auto van een klant van het tankstation hebben verstopt. Naar later blijkt zijn dit medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De lezing van aangeefster wordt in hoofdlijnen ondersteund de verklaring van getuige [getuige 1] , een overbuurman van aangeefster. De getuige heeft die dag vier personen uit een auto
zien stappen. Het zou gaan om een man, een vrouw en twee kinderen. De man schreef iets op een stuk papier. Een kwartier later ziet de getuige de man terugkomen met een vrouw die hij herkent als zijn overbuurvrouw. De man wijst naar de achterkant van haar auto en zegt “dat de hele kant gespoten moet worden”. De getuige ziet een van de kinderen naar de man lopen en iets tegen hem zeggen. De man wijst naar de zwarte auto. Daarop pakt het kind een zwarte handschoen uit de auto en maakt het handvat van de bijrijdersdeur van de auto van aangeefster schoon. Vervolgens komen de vrouw en het andere kind aanlopen. De vrouw heeft een tas in haar hand. De man en het kind stappen in de auto en rijden weg. Ze stoppen even kort om de vrouw en het andere kind te laten instappen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de getuigenverklaring ondeugdelijk is nu hij spreekt over een man, vrouw en ‘twee kinderen’, overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kleine en tengere vrouwen zijn die gemakkelijk veel jonger kunnen worden ingeschat, zodat het gegeven dat zij door de getuige als ‘kinderen’ worden omschreven niet aan een bewezenverklaring in de weg staat.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande, en meer in het bijzonder gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal en de aanhouding van de verdachten, na een wilde achtervolging waarbij de vluchtauto niet uit het zicht van de politie is geweest, de verklaringen van de getuigen en de in de Volvo aangetroffen voorwerpen - te weten het kladblok met een doordruk van het aan aangeefster door de dader overhandigde briefje, de zwarte wollen handschoen, waarmee mogelijk vingerafdrukken van verdachte zijn weggepoetst, en de van aangeefster gestolen goederen - dat verdachte zich samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal.
De rechtbank heeft daarbij ook in haar overwegingen betrokken dat verdachte en zijn medeverdachten er kennelijk voor gekozen hebben om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden die, op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven…”
Het hof verenigt zich met de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Het hof wijst hierbij in het bijzonder nog op de omstandigheid dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in het appartementencomplex van aangeefster nadat de politie ter plaatse was gekomen, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Geertsma (p. 6674).
Feiten 5 en 6 (diefstal in vereniging Almere/Oosterbeek)
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 5 en 6 tenlastegelegde het volgende overwogen:
“…De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich samen met anderen zowel in Almere als in Oosterbeek schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een pinpas.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Almere
Aangever [benadeelde 3] , geboren op [1920] , heeft verklaard dat er op 1
oktober 2012 omstreeks 13.00 uur bij zijn woning in Almere is aangebeld. Als aangever de deur opent ziet hij een man, die vertelt dat hij van woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] is. De man vraagt of de buren wel eens overlast veroorzaken. Aangever antwoordt ontkennend, maar vertelt dat hij wel al enige tijd last heeft van lekkage in de schuur. Daarop loopt hij samen met de man via de woonkamer naar de schuur. De man pakt zijn mobiele telefoon en belt naar het lijkt “met kantoor”. Hij zegt aangever dat de lekkage die week nog gerepareerd zal
worden. Opeens komt er een vrouw binnen die “oh ben je hier” tegen de man zegt. Als de vrouw aangever in verband met het terugstorten van de reparatiekosten vraagt om zijn bank- of gironummer, overhandigt aangever haar zijn bankpas. De volgende dag bemerkt aangever dat hij zijn bankpas kwijt is. Navraag bij de ING-bank wijst uit dat bij pinautomaten in Nederland en Duitsland in totaal €3.000,- van zijn rekening is afgeschreven.
Getuige [getuige 2] bevestigt de lezing van aangever op onderdelen en heeft tussen 13.30 en 14.00 uur twee meisjes uit de woning van aangever zien komen. Hij zag dat de meisjes in de portiek van zijn voordeur gingen staan en na ongeveer 1 minuut weer naar de woning van aangever renden en naar binnen gingen. Na een paar minuten kwam één van de meisjes samen met een man uit de woning en stapten beiden in een Mazda. De getuige beschrijft de man als een man met een normaal postuur van 1.90 meter lang, met zwart lang haar en 30-40 jaar oud. De man droeg volgens de getuige een lange zwarte leren jas tot over de knie. De meisjes waren volgens de getuige ongeveer 18 jaar oud, 1.70 meter lang en hadden een smal postuur. Ze droegen allebei een witte broek en een zwarte jas.
Oosterbeek
Aangever [benadeelde 4] , geboren op [1926] , heeft verklaard dat op 1 oktober 2012,
omstreeks 21.30 uur de verlichting rondom zijn woning in Oosterbeek aan ging en hij een man in zijn tuin zag lopen. De man vertelde dat zijn auto zonder benzine stond en vroeg aangever of hij even van zijn telefoon gebruik mocht maken. Daarop liep aangever met de man via de garage zijn woning in. De man bleef vervolgens in de werkkamer van de aangever achter om te bellen. Kort daarna werd er aangebeld door een vrouw die zich voorstelde als de dochter van de man. Ze vertelde dat ze Italiaans sprak en een handigheidje wist om cijfercombinaties te houden. Daarop vroeg ze aangever naar zijn pincode. Toen aangever haar de code liet zien, schreef zij deze op en schreef ze boven de getallen allerlei tekens. Nadat de man opnieuw de woonkamer in kwam lopen en zei ‘het is gelukt’, verliet het stel haastig de woning. Later op de avond kreeg aangever het vermoeden dat er iets niet pluis was en bleek zijn bankpas te zijn verdwenen. Als aangever contact opneemt met de ING-bank blijkt er een bedrag van €1.750,- van zijn rekening te zijn afgeschreven.
De verklaring van aangever wordt in grote lijnen ondersteund door een buurman, die heeft verklaard dat hij die dag omstreeks 21.35 uur een auto hoorde stoppen en een man heeft zien lopen in de tuin van aangever. Omstreeks 22:10 is hij naar de betreffende auto gelopen en heeft hij het kenteken, [kenteken] , genoteerd. Even later zag deze buurman een man en daarachter twee personen richting de groene auto lopen. Omdat ze klein van stuk waren dacht de buurman dat de twee personen kinderen waren. Uit camerabeelden van de [adres] in Enschede van die ochtend blijkt dat een persoon die voldoet aan het signalement van verdachte in een auto met dat kenteken wegreed.
Om 16:52 uur wordt met de gestolen bankpas uit Almere geld opgenomen in Amsterdam en om 19:10 uur in Maarssen. Later die avond wordt met de in Oosterbeek gestolen pas om 22.26 uur geld opgenomen bij de ING-bank en om 22.28 uur bij de Rabobank in het nabijgelegen Doorwerth. Vervolgens is met de gestolen bankpas uit Almere om respectievelijk 23:05 bij de Sparkasse en om 23:17 uur bij de Volksbank in Kranenburg/Kleve gepind. Met de gestolen bankpas uit Oosterbeek is om respectievelijk 23:07 uur geld opgenomen bij de Sparkasse en om 23:18 uur bij de Volksbank in Kranenburg/Kleve. Aansluitend is op 2 oktober 2012 om 00:08 uur bij de ING-bank aan de Van Schevichavenstraat in Nijmegen en om 00:12 uur bij de Rabobank aan het Keizer Karelplein in Nijmegen opnieuw met de in Almere gestolen pas geld opgenomen.
Uit peilbakengegevens blijkt dat de gsm-telefoon met nummer [telefoonnummer] , die op naam van verdachte’s levenspartner [medeverdachte 1] staat, maar die dag in gebruik is bij verdachte, op 1 oktober 2012 vanuit Enschede naar Almere is gereden en op de door aangevers genoemde tijdstippen nabij de plaatsen delict in Almere en Oosterbeek is geweest als ook nabij de geldautomaten in Amsterdam, Maarssen en Doorwerth op de momenten dat er met de gestolen bankpassen geld is opgenomen.
De betrokkenheid van verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] bij de diefstallen van een bankpas in Almere en Oosterbeek, blijkt naar het oordeel van de rechtbank, in onderling verband en samenhang bezien, uit de aangiftes en getuigenverklaringen, cameraobservatie, peilbakengegevens en informatie over pintransacties in Nederland en Duitsland, als ook uitde inhoud van de tapgesprekken.
Zo is op camerabeelden van de [adres] in Enschede te zien dat verdachte daar op 1 oktober 2012 om 10:50 uur in een Opel Vectra komt aanrijden. Verdachte wordt door het observatieteam omschreven als een man met zwart haar en een fors postuur. Hij draagt op dat moment een zwarte lange jas, een donkere broek en donkere schoenen. Verdachte steekt de [adres] over en loopt richting de [adres] . Om 10.55 uur zien verbalisanten een auto van het merk Mazda met kenteken [kenteken] de [adres] uitrijden en de [adres] inslaan. De vorm van het gezicht en de mondhoek van de bestuurder van de Mazda vertonen grote overeenkomsten met die van verdachte. Een foto-vergelijking toont dat overtuigend aan op pagina 5948 van zaaksdossier 021.
De betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] bij de diefstallen leidt de rechtbank voorts af uit de inhoud van de tapgesprekken. Zo belt [medeverdachte 4] (roepnaam: [medeverdachte 4] ) op 1 oktober 2012 om 11.43 uur met [medeverdachte 3] (roepnaam: [medeverdachte 3] ) en vraagt haar “kun je van mamma datgene meenemen waar je mee kan praten.” Niet lang daarna, om 11 .50 uur, belt [verdachte] naar het telefoontoestel van [mededader 3] , de moeder van [medeverdachte 3] en zegt tegen [medeverdachte 3] , die kennelijk de telefoon opneemt, dat zij naar buiten moet komen. Vervolgens rijdt de auto van verdachte naar Almere zo blijkt uit mastgegevens. Om 12.48 belt [medeverdachte 4] met haar oma [naam] en om respectievelijk 18.05, 19:53, 20:04 en 2 1:29 uur belt [naam] ( [naam] ) met zijn levenspartner en medeverdachte [medeverdachte 3] .
Nu uit voornoemde gesprekken niet blijkt dat er sinds het vertrek uit Enschede iemand is bijgekomen of is weggegaan en zowel in Almere als in Oosterbeek samen met een man ‘twee meisjes/jonge vrouwen’ zijn gezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan de hierboven besproken diefstallen van bankpassen in Almere en in Oosterbeek. Uit de inhoud van de tapgesprekken, waarin zowel verdachte als zijn medeverdachten in sluiertaal spreken, blijkt voorts dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van het plegen van de strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarbij ook in haar overwegingen betrokken dat verdachte en zijn medeverdachten er kennelijk voor gekozen hebben om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven…”
Het hof verenigt zich met de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:hijop een of meer verschillende tijdstippenin de periode van 17 april 2012 tot en met 25 april 2012 in de gemeente Enschedeen/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)met het oogmerk om zichof (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheiden/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)KPN , heeft bewogen tot de afgifte van vier mobiele telefoons (Samsung Galaxy SII) (aan-023-01), en/of in elk geval (telkens) van enig goed,hebbende verdachteen/of zijn mededader(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/oflistiglijk en/of bedrieglijk en/ofin strijd met de waarheid een order geplaatst als ware deze afkomstig van het bedrijf [bedrijf] BVen/ofwaarbij [benadeelde 1] als contactpersoon werd opgegeven in bezit van een rijbewijs met rijbewijsnummer [nummer rijbewijs] ,en/ofwaardoor KPN(telkens) werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2 primair:hij opof omstreeks23 oktober 2012 te Schiedam tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomeneen of meersiera(a)d(en)en/ofzonnebrillen,geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5 primair:hij opof omstreeks01 oktober 2012 te Almere tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas,geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 3] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
6:hij opof omstreeks01 oktober 2012 te Oosterbeek tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 4] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
oplichting.
Het onder 2 primair, 5 primair en 6 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij dor middel van babbeltrucs bij (hoog) bejaarde mensen bankpassen of andere goederen werden buit gemaakt. Met behulp van de passen werden vervolgens aanzienlijke bedragen van de rekeningen van de slachtoffers opgenomen. Tevens neemt het hof in beschouwing dat de diefstallen bij de slachtoffers thuis hebben plaatsgevonden, waardoor verdachte en zijn mededaders bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig hebben aangetast. Het hof rekent de verdachte deze werkwijze ernstig aan. Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat deze oude mensen in hun medemens stelden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting. Dit soort feiten brengen, naast gevoelens van onveiligheid, financiële schade met zich mee.
Mede gelet op de straftoemeting in vergelijkbare zaken, alsmede het Uittreksel Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat verdachte bij herhaling wegens soortgelijke vermogensdelicten is veroordeeld, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen behoren aan verdachte toe. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het in beslag genomen geldbedrag en de personenauto, merk Opel Astra-G caravan 2000, kenteken [kenteken] , graag terug wil hebben. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft verdachte aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verbeurdverklaring.
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan veroordeelde toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien het voorwerpen betreft met betrekking tot of met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen goederen terug aan de verdachte dienen te worden gegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 5 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 5 primair en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee (2) portofoons, merk Montorola
- twee (2) portofoons, merk Alecto
- een (1) schroevendraaier
- een (1) damestas, kleur zwart
- een (1) gouden (oor)sieraad
- een (1) personenauto, merk Volvo 850 VVK, kenteken [kenteken] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- € 640,00
- een personenauto, merk Opel Astra-G caravan 2000, kenteken [kenteken] .

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 5 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 5 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 26 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Ficq is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen