Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de man,
de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende partneralimentatie en de geldigheid van een niet-wijzigingsbeding in een echtscheidingsconvenant. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in 2010 zijn huwelijk met de vrouw, verweerster in hoger beroep, ontbonden. Bij de echtscheiding is overeengekomen dat de man een partneralimentatie van € 1.958,- bruto per maand zou betalen, met een niet-wijzigingsbeding, tenzij er sprake zou zijn van ingrijpende wijzigingen in de omstandigheden. De man heeft in hoger beroep de vernietiging van dit beding verzocht, onder andere op basis van dwaling en het ontbreken van wilsovereenstemming.
Het hof heeft vastgesteld dat de inkomenspositie van de man sinds het sluiten van het convenant is gewijzigd, maar dat dit niet voldoende is om het niet-wijzigingsbeding te vernietigen. De man heeft niet kunnen aantonen dat de vrouw van een onjuiste veronderstelling is uitgegaan ten aanzien van het beding. Het hof oordeelt dat de man het convenant heeft ondertekend en dat hij daarmee heeft ingestemd met de voorwaarden, inclusief het niet-wijzigingsbeding. De man heeft ook geen overtuigend bewijs geleverd dat hij niet de intentie had om het beding overeen te komen.
De man heeft verder aangevoerd dat hij door zijn arbeidsongeschiktheid niet meer aan het beding kan voldoen, maar het hof oordeelt dat de man voldoende middelen heeft om de alimentatie te blijven betalen. De omstandigheden die de man heeft aangevoerd zijn niet van dien aard dat er sprake is van een ingrijpende wijziging die het hof zou dwingen om het beding te herzien. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die het verzoek van de man om het niet-wijzigingsbeding te vernietigen heeft afgewezen. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.