ECLI:NL:GHARL:2015:9177

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
WAHV 200.149.532
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 10 april 2014 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie van € 46,- ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.J. Hofland, heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Het hof beoordeelt of het hoger beroep ontvankelijk is. Volgens artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) kan hoger beroep alleen worden ingesteld als de opgelegde sanctie meer dan € 70,- bedraagt. Aangezien de sanctie in dit geval € 46,- bedraagt, concludeert het hof dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de argumenten van de officier van justitie.

Het hof oordeelt echter dat de betrokkene wel degelijk de gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze te geven tijdens de zitting. De WAHV bevat geen bepalingen die vereisen dat partijen elkaar ter zitting moeten kunnen beantwoorden of dat de betrokkene het laatste woord moet krijgen. Het hof stelt vast dat de procedure correct is verlopen en dat er geen sprake is van schending van fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging.

Daarom verwerpt het hof het beroep op doorbreking van het appelverbod en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Tevens wordt het verzoek tot vergoeding van proceskosten afgewezen. Dit arrest is gewezen door mr. A. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. Landstra als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.149.532
3 december 2015
CJIB 171102824
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 10 april 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt mr. J.J. Hofland,
kantoorhoudende te Pijnacker.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 van de WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € 46,-. Op grond hiervan dient het hoger beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De gemachtigde heeft aangevoerd dat er reden is voor doorbreking van het appelverbod nu het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden omdat de (gemachtigde van de ) betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op hetgeen door de officier van justitie ter zitting naar voren was gebracht. De officier van justitie heeft pas ter zitting van de kantonrechter een uitdrukkelijke en toegespitste weerlegging kenbaar gemaakt ten aanzien van het betoog van de betrokkene over de onverbindendheid van artikel 1 van de regeling vaststelling administratiekosten 2012.
3. Het hof is van oordeel dat wanneer een beroep wordt gedaan op schending van zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling en dit beroep gegrond moet worden geacht, doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, WAHV is gewettigd.
4. Uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter leidt het hof af dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad ter zitting het woord te voeren, waarna de vertegenwoordiger van de officier van justitie het woord heeft gevoerd. Vervolgens heeft de kantonrechter overwogen dat de uitspraak over twee weken zal volgen.
5. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de WAHV stelt de kantonrechter alvorens te beslissen partijen in de gelegenheid om op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. De WAHV bevat geen bepaling waarin is voorgeschreven dat partijen ter zitting van de kantonrechter nog in de gelegenheid moeten worden gesteld te reageren op elkaars standpunt of dat de betrokkene het recht heeft om het laatst te spreken. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WAHV zijn in geval van een administratieve sanctie voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten. Artikel 311, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, waarin is bepaald dat aan verdachte het recht wordt gelaten om het laatst te spreken, is derhalve niet van toepassing op een procedure ingevolgde de WAHV.
6. Nu de betrokkene blijkens het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter de gelegenheid heeft gehad het woord te voeren en zijn zienswijze nader toe te lichten, is aan het vereiste van artikel 12 van de WAHV voldaan en is geen sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor. De omstandigheid dat de betrokkene, blijkens het proces-verbaal van de zitting, niet de gelegenheid heeft gekregen om te reageren op het ter zitting naar voren gebrachte standpunt van de officier van justitie en dat hij niet het laatste woord heeft gekregen van de kantonrechter maakt dat niet anders.
7. Van enige reden tot doorbreking van het appelverbod is in het onderhavige geval derhalve geen sprake. Het staat de rechter - behoudens uitzonderlijke gevallen - niet vrij de wet terzijde te schuiven en de zaak ondanks het in de wet opgenomen verbod alsnog te behandelen. Tot die uitzonderlijke gevallen behoort niet de omstandigheid dat de kantonrechter in de visie van de betrokkene een onjuiste beslissing heeft gegeven en/of niet in voldoende mate is ingegaan op zijn argumentatie.
8. Gelet hierop verwerpt het hof het beroep op doorbreking van het appelverbod en zal het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren. Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.