ECLI:NL:GHARL:2015:9181

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
WAHV 200.151.353
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • M. Vlieger-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake snelheidsovertreding bij trajectcontrole A2

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 12 mei 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 210,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 25 km/h, vastgesteld op 5 augustus 2013 om 00.38 uur bij de trajectcontrole A2 te Baambrugge. De betrokkene ontkende niet dat hij met de gemeten snelheid had gereden, maar voerde aan dat hij en zijn echtgenote dachten dat de snelheidsbeperking van 100 km/h alleen tussen 06.00 en 19.00 uur gold, en dat buiten deze tijden een maximumsnelheid van 130 km/h gold. Hij stelde dat de bebording onvoldoende was en dat er sprake was van kruimelbeleid.

Het hof oordeelt dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aan de juistheid van de verklaring twijfelen. Het hof concludeert dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de sanctie niet zou moeten worden opgelegd of dat deze zou moeten worden gematigd. Het hof benadrukt dat automobilisten te allen tijde de voor hen geldende verkeerstekens moeten opmerken en naleven. De omstandigheid dat de minister van Infrastructuur en Milieu heeft aangekondigd de snelheid op de A2 te verhogen, rechtvaardigt niet dat de sanctie wordt achterwege gelaten.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en oordeelt dat de sanctie terecht is opgelegd. De betrokkene kan niet verwachten dat de rechter de innerlijke waarde van verkeersregels beoordeelt. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene terecht ongegrond heeft verklaard.

Uitspraak

WAHV 200.151.353
3 december 2015
CJIB 174520030
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 12 mei 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 210,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 25 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
5 augustus 2013 om 00.38 uur bij de trajectcontrole A2 links te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [kenteken]
2. De betrokkene ontkent niet op voormeld tijdstip en plaats met de gemeten snelheid te hebben gereden, maar voert aan dat hij en zijn echtgenote in de veronderstelling verkeerden dat de snelheidsbeperking tot 100 km/h alleen van toepassing was tussen 06.00 en 19.00 uur en dat er buiten dat tijdsbestek een maximumsnelheid van 130 km/h gold. Pas later bleek hem dat op de pleeglocatie altijd een maximum snelheid van 100 km/h gold, in tegenstelling tot andere delen van de A2. Zijns inziens is er sprake van kruimelbeleid, dat bovendien karig is aangegeven met bebording.
3. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. (het hof begrijpt: met behulp van) een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van de factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 129 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 125 km per uur.
Toegestane snelheid: 100 km per uur.
Overschrijding met: 25 km per uur. (…)
Rijrichting van: Maarssen
Rijrichting naar: Abcoude
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 39.7L.”
5. Gelet op het vorenstaande, de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB en in aanmerking genomen dat de betrokkene niet bestrijdt met de gemeten snelheid te hebben gereden, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
6. Op grond van artikel 2, derde lid, van de WAHV is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefs-matige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
7. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat er bijzondere omstandigheden zijn die meebrengen dat het opleggen van een sanctie niet billijk is dan wel matiging daarvan gerechtvaardigd is. Het hof overweegt daartoe dat op een automobilist de plicht rust om te allen tijde - ook in de rustige uren - tijdig de voor hem geldende verkeerstekens op te merken en daaraan te voldoen. Indien de betrokkene het bord A1 zou hebben gemist waarop de voor hem geldende maximumsnelheid werd aangegeven, is dat een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Het hof ziet in de omstandigheid dat op het door de betrokkene gereden traject wisselende snelheden gelden, geen aanleiding te oordelen dat de situatie zo onduidelijk is dat het opleggen van een sanctie in het onderhavige geval niet billijk is.
Dat de minister van Infrastructuur en Milieu heeft aangekondigd dat de snelheid op heel de A2 kan worden verhoogd naar 130 km/h en dat de trajectcontrole daarmee achterhaald is, zoals door de betrokkene is aangevoerd, betreft evenmin een omstandigheid om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. Die omstandigheid rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat de situatie voordien (te) onduidelijk was en kan ook niet wegnemen - het voorgaande in aanmerking genomen - dat in de oude situatie onverminderd van de betrokkene mocht worden verwacht dat hij zich hield aan de toegestane snelheid.
8. Het voorgaande brengt mee dat de sanctie terecht is opgelegd. Derhalve is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard, zodat het hof die beslissing zal bevestigen.
9. Ten behoeve van de betrokkene merkt het hof nog het volgende op. Waar de betrokkene heeft aangevoerd dat de kantonrechter niet op het verweer heeft gereageerd dat nergens uit blijkt waarom 2,9 kilometer voor Amsterdam er een lagere maximumsnelheid geldt, stelt het hof dat het niet aan de rechter - die belast is met WAHV-zaken - is om de innerlijke waarde van een verkeersregel te beoordelen of te treden in de belangenafweging die voor de wetgever aanleiding is geweest tot het stellen van de verkeersregel.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Vlieger-Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.