Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door de vrouw (appellante) in het kader van een echtscheiding. De vrouw vordert een voorziening ter zake de verdeling van de beperkte gemeenschap, specifiek met betrekking tot de voormalige echtelijke woning. De man (geïntimeerde) heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en is in reconventie gekomen. Het hof verwijst naar eerdere arresten en het procesverloop, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht tijdens een zitting. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw niet ontvankelijk is in haar hoger beroep voor bepaalde onderdelen, omdat zij niet tijdig heeft ingeschreven in de registers. Het hof heeft de grieven van de vrouw beoordeeld en komt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg terecht heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is voor de gevorderde geldsom. De man heeft bijgedragen aan de hypotheeklasten, terwijl de vrouw dat niet heeft gedaan. Het hof oordeelt dat de woning tegen een gunstige prijs moet worden verkocht en dat de vrouw de woning uiterlijk op 1 maart 2015 moet verlaten. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is uitgesproken op 10 februari 2015 door de drie rechters.