ECLI:NL:GHARL:2015:9543

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
200.174.367
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van een bedrijfstakpensioenfonds bij premiebesluiten en de rol van CAO-partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2015, staat de bevoegdheid van Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) centraal. PMT heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof bevestigt dat zij bevoegd was om de premiebesluiten voor 2014 en 2015 te nemen, en dat deze besluiten niet onrechtmatig zijn jegens de vereniging Bovag en haar leden-werkgevers. Bovag heeft de vorderingen van PMT gemotiveerd bestreden, waarbij de kern van het geschil draait om de vraag of PMT als verplicht bedrijfstakpensioenfonds bevoegd is om bindende besluiten te nemen over de hoogte van de door werkgevers verschuldigde pensioenpremies, inclusief de VPL-premie. De partijen hebben een prorogatieovereenkomst gesloten, waardoor het geschil direct aan het gerechtshof werd voorgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de rol van de Vakraad bij de vaststelling van de pensioenpremie van cruciaal belang is, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de bevoegdheden van PMT en de Vakraad. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen en zich uit te laten over de bevoegdheid van PMT met betrekking tot de VPL-premie. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en het hof heeft een datum voor een aktewisseling vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.174.367
arrest op grond van artikel 329 Rv van 15 december 2015
in de zaak van
de stichting
Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
hierna: PMT,
advocaat: prof.dr.mr. E. Lutjens,
tegen:
de vereniging
Bovag,
gevestigd te Bunnik,
gedaagde,
hierna te noemen: Bovag,
advocaat: mr. J.W. de Bruin.

1.Het geding

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juli 2015,
- de akte overlegging producties van 18 augustus 2015 van PMT,
- de schriftelijke conclusie van eis,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de pleidooien op 13 november 2015 overeenkomstig de pleitnotities van de advocaten,
- de met instemming van Bovag ter gelegenheid van de pleidooien genomen akte van PMT als reactie op de producties bij de conclusie van antwoord.
1.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald op één dossier.

2.De vaststaande feiten

2.1
Tot de bedrijfstak Metaal en Techniek behoren vier sectoren: de sector Metaal en Techniek, de sector Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf (hierna de sector MvT), de sector Tank en Was en de sector Zeilmakerijen.
2.2
De partijen die de cao’s voor de bedrijfstak Metaal en Techniek afsluiten, werk(t)en van oudsher samen in de Stichting Vakraad Metaal en Techniek (hierna de Vakraad). Binnen de Vakraad worden arbeidsvoorwaarden-cao's afgesloten, regelingen gesloten met betrekking tot pensioenen, opleiding en ontwikkeling, en wordt beleid ontwikkeld op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen.
2.3
De meest recente cao voor de bedrijfstak Metaal en Techniek is gesloten voor de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 februari 2015. Hoewel men spreekt van één cao zijn het er in feite vijf, namelijk: de cao's voor (i) de Goud- en Zilvernijverheid, (ii) het Isolatiebedrijf, (iii) het Carrosseriebedrijf, (iv) het Metaalbewerkingsbedrijf en (v) het Technisch Installatiebedrijf. Deze cao's hanteren alle eenzelfde algemeen deel A, met daarin de belangrijkste arbeidsvoorwaarden, en een (per sector afwijkend) bijzonder deel B.
2.4
Aan de in rechtsoverweging 2.3 vermelde cao(‘s) ligt het “Akkoord in de Metaal en Techniek 2013/2015” van 11 oktober 2013 van de werkgevers- en werknemersorganisaties samenwerkend in de Vakraad ten grondslag (productie 10 akte overlegging producties van
6 januari 2015 van Bovag bij het gerechtshof Den Haag), waarin onder andere het volgende is vermeld:
1. LOOPTIJDDe overeengekomen CAO’s kennen een looptijd van 1 mei 2013 tot en met 28 februari 2015.

2.INKOMEN

(…)2.4 Naar aanleiding van de VPL-brief van DNB moeten de kosten van de overgangsmaatregelen en pensioenregeling worden gesplitst. In het kader van de uitvoering heeft PMT de Vakraad verzocht om een heldere mandatering ter zake. Deze mandatering wordt in de loop van de maand oktober door de Vakraad opgeleverd.2.5 De kosten van de huidige overgangsmaatregelen worden per 1 januari 2014 volledig ten laste van de werkgever gebracht.(…)7. OVERGANGSREGELINGEN EN PENSIOEN(…)De eerder genoemde mandatering met betrekking tot de overgangsmaatregelen zal onderdeel uitmaken van een bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst (BUO) die de verhouding van sociale partners in de Vakraad en het bestuur PMT omschrijft en waarin door sociale partners - die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de regeling - duidelijke uitvoeringsregels worden vastgelegd ten behoeve van het bestuur van PMT.(…)”
2.5
Bovag is de brancheorganisatie van ondernemers die zich bezighouden met mobiliteit (personenauto's, bedrijfsauto's, trucks, tweewielers, motoren, caravans, campers, aanhangwagens, motorenrevisie, autoverhuur, autowassen, verkeersopleidingen en tankstations). Zij behartigt de belangen van haar leden, onder meer op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Bovag maakt sinds 2010 geen deel meer uit van de Vakraad. Vanaf dat moment onderhandelt zij zelfstandig - dus los van de Vakraad - met de vakorganisaties FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie over een eigen cao voor de sector MvT. De daarvoor noodzakelijke onderhandelingen vinden plaats binnen de Stichting Bedrijfsraad (hierna: de Bedrijfsraad).
2.6
Bovag heeft met de onder 2.5 genoemde vakorganisaties een cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf gesloten voor de periode 1 oktober 2012 tot en met 31 oktober 2014. Bovag heeft in dit verband op 28 januari 2013 met de vakorganisaties een “
Principe-akkoord in de Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2012/2014” (hierna: het Principeakkoord MvT, productie 5 bij brief van 21 november 2014 namens PMT aan de rechtbank Den Haag) gesloten waarin onder andere het volgende is bepaald:
De werkgevers- en werknemersorganisaties, samenwerkend in de Bedrijfsraad voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, hebben een principeakkoord bereikt met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden CAO ingaande op 1 oktober 2012. De bedrijfstak kent circa 12.500 bedrijven en 81.000 werknemers. Het betreft de CAO voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.(…)7. PENSIOENCao-partijen hebben de intentie om de onderstaande twee afspraken te continueren voor de lopende Cao-periode:(…)
De afspraken in dit Cao-akkoord zijn gemaakt in een periode waarin een nieuwe pensioenregeling in ontwikkeling is. Indien bij de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling (PMT) een verhoging van de werkgeverslasten leidt tot een afspraak over een lagere loonontwikkeling van werknemers, dan verwerken partijen in de Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijven dit in nadere afspraken over de compensatie daarvan in de vorm van bijvoorbeeld reductie van de structurele loonsverhoging, vakantie-uren dan wel andere arbeidsvoorwaardelijke elementen.
(…)”
2.7
In artikel 97 lid 2 van de cao MvT is het volgende bepaald:
“ Behoudens de in het pensioenreglement genoemde gevallen is de werkgever voor elke werknemer de krachtens genoemde reglement vastgestelde premie verschuldigd. De werkgever heeft voor de helft van de door hem verschuldigde premie recht van verhaal op de werknemer, door middel van inhouding bij elke uitbetaling van het salaris.(…)”
2.8
PMT is het op de voet van artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet BPF 2000) verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak Metaal en Techniek. Zij verzorgt de pensioenregeling voor die bedrijfstak. De Vakraad heeft namens “partijen betrokken bij de Verplichtstellingsbeschikking voor het Pensioenfonds te weten enerzijds CNV Bedrijvenbond, FNV Bondgenoten en De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening en anderzijds - onder andere - Bovag” bij brief van 13 mei 2008 de wijziging van de verplichtstelling verzocht aan de Minister van SZW (productie 4 bij brief van 21 november 2014 namens PMT aan de rechtbank Den Haag). De minister heeft de gewijzigde verplichtstelling bekendgemaakt bij besluit van 7 januari 2010, Staatscourant 2010 nummer 576 van 12 januari 2010 (productie 7 akte overlegging producties van 6 januari 2015 van Bovag bij het gerechtshof Den Haag).
2.9
In het pensioenreglement 2014 van PMT (productie 2 bij brief van 21 november 2014 namens PMT aan de rechtbank Den Haag) is onder andere het volgende bepaald:
1.2 Verdeling premie(…)
b. De Werkgever heeft het recht om een door het Bestuur te bepalen percentage van de voor de Deelnemer betaalde (gekorte) premies voor de in hoofdstuk II (Pensioenaanspraken) gedefinieerde pensioensoorten - door inhouding bij elke uitbetaling van het salaris - te verhalen op de betreffende Deelnemer.
(…)”
2.1
In het uitvoeringsreglement 2014 van PMT (productie 1 bij brief van 21 november 2014 namens PMT aan de rechtbank Den Haag) is onder andere het volgende bepaald:
II. Financiering

1.Premieheffing

1.1
Vaststelling premiea. Voor iedere deelnemer worden vanaf de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer 18 jaar wordt en voorts zolang het deelnemerschap voortduurt, jaarlijkse premies geheven ten behoeve van de in artikel I.3.2 van dit uitvoeringsreglement opgesomde pensioensoorten.Voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen stelt het Bestuur jaarlijks een jaarlijkse premie vast (…)
1.2
Verdeling premie(…)b. De Werkgever heeft het recht om een door het Bestuur te bepalen percentage van de voor de Deelnemer betaalde (gekorte) premies voor de in artikel I.3.2 gedefinieerde pensioensoorten - door inhouding bij elke uitbetaling van het salaris - te verhalen op de betreffende Deelnemer.
(…)”
2.11
In de Beleidsregels 2014 van PMT (productie 3 bij brief van 21 november 2014 namens PMT aan de rechtbank Den Haag) is onder andere het volgende bepaald:
XII. Financiering

1.Premieheffing

1.2
b Verdeling premieMet ingang van 1 januari 2014 heeft de werkgever het recht om ten hoogste 36,8% van de voor de betreffende deelnemer te betalen premie over pensioengrondslag I in te houden bij elke uitbetaling van het salaris van deze Deelnemer. Van de te betalen premie over pensioengrondslag II kan de werkgever ten hoogste 46,8% inhouden op het salaris van de deelnemer.”
De hiervoor vermelde premieverdeling (per 1 januari 2014) hield een wijziging in van de sinds 1 april 2013 door PMT gehanteerde - en toen ook voor Bovag acceptabele - verdeling, te weten (minimaal) 53,2% van de premie voor de werkgever en (maximaal) 46,8% van de premie voor de werknemer. Het initiatief voor de wijziging van de verdeling van de pensioenpremie kwam van de Vakraad. De achtergrond daarvan was het besluit/de afspraak binnen de Vakraad dat in de sector Metaal en Techniek de premies op grond van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregelingen (hierna: de VPL-premies), te weten premies ter financiering van voorwaardelijke aanspraken op pensioen, volledig voor rekening dien(d)en te komen van werkgevers.
2.12
De wijziging van de verdeling van de pensioenpremie per 1 januari 2014 naar (maximaal) 36,8% voor de werknemer en (minimaal) 63,2% voor de werkgever was voor Bovag niet acceptabel. Naar aanleiding van het Principe-akkoord MvT hebben de bij dit akkoord betrokken partijen afgesproken dat de oude premieverdeling - (minimaal) 53,2% voor de werkgever en (maximaal) 46,8% voor de werknemer - toegepast zou blijven in de periode tussen 1 januari 2014 en 31 maart 2014, in welke periode zij zouden onderhandelen over de in het Principeakkoord MvT vermelde compensatie. PMT heeft deze tijdelijke oplossing toen geaccepteerd.
2.13
Het overleg tussen Bovag en de vakorganisaties over een compensatieregeling is eind maart 2014 mislukt.
2.14
In een brief van 22 juli 2014 van Bovag aan het bestuur van PMT (productie 2 inleidende dagvaarding in kort geding bij de rechtbank Den Haag) is onder andere het volgende vermeld:
“Zoals u bekend is, heeft de deelsector Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf een eigen cao (cao MvT). Deze cao MvT loopt qua inhoud en looptijd niet synchroon met de cao in de deeltijdsector Metaal en Techniek (cao M&T). Ook is bij u bekend het verschil van inzicht dat sociale partners bij de cao MvT hebben over de pensioenpremieverdeling in de branche. Beide cao’s vallen onder de werkingssfeer van PMT.(…)Wij verzoeken u rekenschap te geven van onze belangen en waar mogelijk in de afspraken die u eventueel met sociale partners in de deelsector M&T gaat maken, daar rekening mee te houden.(…)”
2.15
Op 25 september 2014 is een “Principe-akkoord Pensioen voor de Techniek (hierna: het Pensioenakkoord voor de Techniek) tot stand gekomen tussen de werknemers- en werkgeversorganisaties in de Metaal en Techniek en Metalektro, samenwerkend in de Vakraad en in de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (hierna: de ROM) met betrekking tot één nieuwe pensioenregeling voor de Techniek welke regeling op 1 januari 2015 ingaat. In het Principeakkoord Pensioen (productie 6 conclusie van antwoord BOVAG), waarin de Vakraad en de ROM als de Sociale Partners worden aangeduid, is
- onder andere - het volgende vermeld:
De Sociale Partners hebben daarbij overwogen dat zij● verantwoordelijk zijn voor de pensioenregeling als onderdeel van de collectieve arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro;● hebben overlegd over een nieuwe pensioenregeling voor de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro per 1 januari 2015;(…)● de besturen van de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna genoemd: PMT) en de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (hierna genoemd: PME) verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de pensioenregeling en hen gevraagd zal worden de onderstaande regeling uit te voeren.
(…)
De Sociale Partners willen daarbij het volgende in dit Akkoord vastleggen:
I. Algemene afspraken
a. Sociale Partners hebben een Pensioenakkoord voor de Techniek gesloten over een nieuwe pensioenregeling voor de Bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro ingaande per1 januari 2015. Onder de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro worden verstaan de bedrijfstakken, die thans in de huidige verplichtstelling van PMT en PME zijn genoemd.
b. (…). De Overgangsregelingen VPL voor de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro worden niet gewijzigd ten opzichte van de huidige regelingen (zie hierna onder IV).(…)
e. Het Pensioenakkoord voor de Techniek is gesloten voor een periode van 5 jaar: vanaf1 januari 2015 tot en met 31 december 2019.(…)IV. Overgangsregelingen VPLa. De Overgangsregelingen VPL geldende in de bedrijfstakken Metaal en Techniek en Metalektro worden niet gewijzigd ten opzichte van de huidige regelingen.
(…)
c.Premieverdeling
De overeengekomen premies voor de Overgangsregelingen VPL komen volledig voor rekening van de werkgever. Werknemers zijn derhalve geen eigen bijdrage verschuldigd.
(…)”
2.16
In een brief van 3 november 2014 van Bovag aan PMT (productie 4 inleidende dagvaarding kort geding van Bovag bij de rechtbank Den Haag) is onder andere het volgende vermeld:
“Het gaat ons om een helder antwoord op de volgende vraag: is PMT bereid in het binnenkort vast te stellen pensioenreglement voor 2015 en in nog eerder (?) te verspreiden communicatie de premieverdeling in de branche Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (verder MvT) aparte aandacht te geven. Wat ons betreft is een andere pensioenregeling voor de MvT niet aan de orde. In de Metaal & Techniek (verder: M&T) afspraken kunnen we ons vinden (met uitzondering van de premieverdeling dus)
Wat wij concreet vragen:
- Zonder de branche MvT uit van de standaard premieverdeling paragraaf in pensioenreglement, beleidsregels en communicatie- Geef in die documenten aan dat de premieverdeling 53,2% voor de werkgever en 46,8% voor de werknemers is over de totale OP en VPL premie in de branche MvT (dit is sinds april 2013 zo)- Maak zo nodig duidelijk dat de sociale partners in de branche MvT gaan over deze verdeling, omdat het immers onderdeel van de vaste loonruimte discussie is en zij over de verdeling voor de toekomst nog in gesprek zijn (hopelijk is dat nog maar even).- Als PMT de vorige 3 aandachtsstreepje een te lastige opgaaf vindt: geef dan in de premieverdelingsparagraaf, beleidsregels en communicatie aan dat sociale partners in de MvT over de premieverdeling in de branche MvT zelf nader zullen communiceren.(…)”2.17 In een brief van 20 november 2014 van PMT aan Bovag (productie 5 inleidende dagvaarding kort geding van Bovag bij de rechtbank Den Haag) is onder andere het volgende vermeld:
“Op 3 november jl heeft u ons een brief gezonden waarin u PMT vraagt om in het pensioenreglement, de beleidsregels en de communicatie de Motorvoertuigentechniek uit te zonderen waar het de premieverdeling betreft. U wilt dat PMT een andere premieverdeling vastlegt en communiceert aan de branche Motorvoertuigentechniek.
Uw verzoek is, zoals al eerder aangekondigd, besproken in de bestuursvergadering van PMT op 18 november jl.
Het bestuur heeft besloten uw verzoek niet te honoreren. Het premiebesluit is gebaseerd op afspraken van sociale partners die over de inhoud van de pensioenregeling gaan. Deze besluiten zijn vastgelegd in het pensioenreglement en vallen onder de verplichtstellingsbeschikking, waaraan elke partij zich gebonden weet.
PMT heeft u en de vakorganisaties die betrokken zijn bij de CAO Motorvoertuigentechniek het jaar 2014 gegeven om een aanvullende Cao-afspraak, zoals reeds eerder in die CAO was overeen gekomen, te maken omtrent kostenontwikkelingen en premieverdeling. Ondanks toezeggingen is die afspraak niet gerealiseerd.
PMT heeft thans de wettelijke taak tijdig en volledig belanghebbenden te informeren over de inhoud van de nieuwe pensioenregeling, inclusief de premieverdeling in 2015.
(…)”2.18 Op 18 december 2014 hebben de Vakraad en PMT een “Overeenkomst inzake de Uitvoering Overgangsbepalingen VPL” gesloten, waarin onder andere het volgende is vermeld (productie A1 bij memorie van antwoord van PMT bij het gerechtshof Den Haag):
“(1) STICHTING VAKRAAD METAAL EN TECHNIEK (…);
(2) STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK (…);
NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
(A) De bedrijfstak Metaal en Techniek kende een VUT-regeling vastgelegd in de CAO Vervroegd Uittreden Metaal en Techniek en een Vroegpensioenregeling. Per 1 januari 2006 is deze regeling vervangen door een overgangsregeling die is aangevuld naar aanleiding van het CAO akkoord 2013-2015. Deze regeling is opgenomen alsBijlage 1 (deOvergangsregeling);
(B) PMT voert sinds 2006 de Overgangsregeling voor CAO-partijen c.q. de Vakraad uit. Partijen wensen dat PMT uitvoering van de Overgangsregeling continueert en leggen de voorwaarden waaronder uitvoering plaatsvindt in deze overeenkomst vast;
en
(C) Partijen geven met deze overeenkomst gehoor aan het verzoek van de Nederlandsche Bank N.V. verwoord in zijn brieven van 31 oktober 2012 en 22 november 2012, bij deze overeenkomst opgenomen alsBijlage 2.(…)
EN VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:(…)

2.Opdracht

2.1
Vakraad geeft aan PMT de opdracht de Overgangsregeling uit te voeren, welke opdracht PMT uitdrukkelijk accepteert. Bij de uitvoering van deze opdracht handelt PMT conform het in deze overeenkomst bepaalde.(…)3 Premie
3.1
PMT schat jaarlijks (…) met het oog op het in artikel 5.1 bedoelde besluit van Vakraad, de bijdrage die nodig is om de totale kosten van de Overgangsregeling (…) te dekken in het volgende kalenderjaar.(…)
3.2
PMT bericht Vakraad onverwijld over de in artikel 3.1 bedoelde geschatte bijdrage.(…)3.3 Vakaraad bepaalt in het kader van het in artikel 5.1 bedoelde besluit de voor het komende kalenderjaar beschikbare premie.(…)
3.6
PMT brengt de premie voor de Overgangsregeling in rekening gelijktijdig met de premie voor de Pensioenregeling zodanig dat de premie voor de Overgangsregeling is te onderscheiden van de premie voor de Pensioenregeling. PMT stemt de communicatie over dit onderwerp met de Vakraad af.(…)

5.Toekennen van aanspraken5.1 Vakraad bepaalt jaarlijks of en in welke mate aanspraken uit hoofde van de Overgangsregeling in het komend jaar worden toegekend.

Besluitvorming zal uiterlijk plaatsvinden begin juni van enig jaar.(…)

6.Uitvoering en verantwoording6.1 PMT draagt er zorg voor dat zijn statuten en reglementen in overeenstemming zullen zijn met deze overeenkomst.

6.2
PMT legt aan Vakraad schriftelijk verantwoording af over zijn werkzaamheden in het kader van deze overeenkomst. Deze verantwoording omvat, maar is niet beperkt tot, de volgende onderwerpen:
6.2.1
opgelegde premie(…)
2.19
In de hiervoor genoemde Overgangsregeling is onder andere het volgende vermeld:
“CAO-partijen voor de Metaal en Techniek hebben in de Vakraad het volgende overeengekomen t.a.v. het zogeheten VPL (…) en daarbij overwegende:(…)- dat CAO-partijen bij cao-akkoord 2005-2008 hebben besloten om als gevolg van de wetgeving rond VPL, de Vroegpensioenregeling om te zetten in een arbeidsvoorwaardelijke Overgangsregeling die per 1 januari 2006 is ingegaan;- dat CAO-partijen bij akkoord 2013-2015 aanvullende afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de arbeidsvoorwaardelijke Overgangsregeling;- dat CAO-partijen deze arbeidsvoorwaardelijke afspraken onderstaand willen vastleggen.
(…)

3.Premie(…)De kosten van de huidige (per 2013) overgangsmaatregelen worden per 1 januari 2014 volledig ten laste van de werkgever gebracht.(…) Wanneer deze premie niet toereikend is, dan treden CAO-partijen in overleg. Indien dat overleg niet tot overeenstemming leidt, zal de extra benodigde premie 50/50 worden verdeeld over werkgevers en werknemers. De VPL-regeling zal onderdeel zijn van de nieuwe pensioenregeling door CAO-partijen.

2.2
Op 18 december 2014 zijn de ROM, de Vakraad, de stichting Pensioenfonds van de Metalektro (hierna: PME) en PMT met elkaar een Bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst (hierna: BUO) aangegaan, waarin onder andere het volgende is vermeld (productie 2 akte overlegging producties van 16 maart 2015 van PMT bij het gerechtshof te Den Haag);
Overwegende dat:
1. Sociale Partners, ROM en Vakraad, elk verantwoordelijk zijn voor de Pensioenovereenkomst als onderdeel van de collectieve arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstakken Metalektro en Metaal en Techniek;
2. zij hebben overlegd over een nieuwe pensioenregeling voor de bedrijfstakken Metalektro en Metaal en Techniek per 1 januari 2015;(…)5. zij streven naar meerjarige premiestabiliteit (…) waarbij de premies voor de Verplichte pensioenregeling en de Overgangsregelingen VPL gedurende een periode van5 jaar als percentage van de salarissom (modelmatig) nagenoeg gelijk blijven;(…)7. (…) PME en (…) PMT verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de pensioenregeling en hen gevraagd zal worden de hierna beschreven regeling uit te voeren;
8. de uitwerking van het Pensioen-akkoord en de daarbijbehorende verantwoordelijkheidsverdeling tussen Sociale Partners en de Fondsen, PME en PMT, worden vastgelegd in deze bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst;
9. in deze overeenkomst tevens het Uitvoeringsreglement wordt geincorporeerd;
10. in deze overeenkomst de opdracht door de Sociale Partners aan de Fondsen wordt geregeld en
11. zij, Sociale Partners en Fondsen, daartoe het volgende overeenkomen:
HOOFDSTUK 1 SOCIALE PARTNERS EN FONDSEN
Artikel 1Begrippen1. Aanvullende PensioenregelingenOp verzoek van de Sociale Partner kan door het Fonds aan de Werkgever en Deelnemer, naast de Verplichte pensioenregeling, collectieve of individuele aanvullende regeling(en) worden aangeboden, zoals omschreven in artikel 1 van het Uitvoeringsreglement en in de aanvullende reglementen van het Fonds.
(…)

3.Deelnemer- de Werknemer die onder de verplichtstelling van het Fonds valt;- de Werknemer die werkzaam is bij een bij het Fonds vrijwillig aangesloten Werkgever;(…)4. FondsPME dan wel PMT.

5.FondsenPME en PMT samen.(…)10. Overgangsregeling VPL PMTDit betreft de door CAO-partijen in de Metaal en Techniek overeengekomen regeling op basis van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. De regeling is vastgelegd in de Overeenkomst inzake uitvoeringovergangsbepalingen VPL met betrekking tot de Bedrijfstak Metaal en Techniek tussen Stichting Vakraad Metaal en Techniek en Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek. De taken en bevoegdheden van het Fonds met betrekking tot de overgangsregeling zijn omschreven in Hoofstuk 1 artikel 16.

(…)19. Sociale PartnerROM dan wel Vakraad.

26.WerkgeverDe onderneming die valt onder de verplichtstelling van het Fonds en de onderneming die vrijwillig bij het Fonds is aangesloten.

27.WerknemerDe persoon die een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met een Werkgever heeft.

Artikel 2Opdracht2.1 De Sociale Partner geeft hierbij aan zijn desbetreffende Fonds de opdracht de pensioenregeling voor de Techniek uit te voeren welke opdracht het Fonds aanvaardt.2.2 Het Fonds heeft de opdracht getoetst aan de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het Fonds en heeft zich vergewist van de uitgangspunten, toeslagambitie en risicohouding van de Sociale Partner.2.3 Het Fonds is bereid en in staat de opdracht van de Sociale Partner per 1 januari 2015 uit te voeren.
Artikel 3UitvoeringsreglementDe Fondsen stellen een Uitvoeringsreglement op welke als Hoofstuk 2 in deze overeenkomst wordt opgenomen.
Artikel 4Pensioenreglement1. Het Fonds stelt de Pensioenreglementen voor de Verplichte pensioenregeling (…) vast in overeenstemming met het gestelde in Hoofdstuk 1, 2 en 3.(…)Artikel 14PremieverdelingDe Sociale Partner stelt de verdeling van de verschuldigde premie vast waarbij de Sociale Partner bepaalt tot welk deel van de premie de Werkgever gerechtigd is dit bij de Werknemer te verhalen. Het betreffende Fonds bepaalt vervolgens of het de premieverdeling in zijn Pensioenreglement vastlegt.
(…)
Artikel 161. Overgangsregeling VPL PMT (Compensatie- en overbruggingsregeling)1.1. VolmachtDe Vakraad heeft het Fonds gevolmachtigd om ten aanzien van de Overgangsregeling VPL PMT een aantal taken en bevoegdheden uit te voeren. De inhoud van de volmacht is opgenomen in de navolgende artikelen in dit hoofdstuk.1.2 Het Fonds legt op verzoek van de Vakraad verantwoording af aan de Vakraad over de inzet van de volmacht.

2.Premie

2.1
De premie voor de Overgangsregeling VPL PMT is voor een periode van vijf jaar, te weten de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 door de desbetreffende Sociale Partner van het Fonds vastgesteld:(…)
2.4
De premie voor de Overgangsregeling VPL PMT is door de werkgever verschuldigd aan het Fonds voor alle Deelnemers in dienst van de Werkgever. De Werkgever kan deze premie niet inhouden op het salaris van de Werknemer tenzij de desbetreffende Sociale Partner een andere afspraak maakt.(…)5. Vastlegging Overgangsregeling5.1 De Overgangsregeling VPL PMT is vastgelegd in de overeenkomst inzake uitvoeringovergangsbepalingen VPL met betrekking tot Bedrijfstak Metaal en Techniek tussen Stichting Vakraad Metaal en Techniek en Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek.
HOOFDSTUK 2 UITVOERINGSREGLEMENT
Artikel 1Begrippen(…)
4. Deelnemer- de Werknemer die onder de verplichtstelling van het Fonds valt;- de Werknemer die werkzaam is bij een bij het Fonds vrijwillig aangesloten Werkgever;(…)
7. FondsPME dan wel PMT.

8.FondsenPME en PMT samen.(…)14. Overgangsregeling VPL PMTDit betreft de door CAO-partijen in de Metaal en Techniek overeengekomen regeling op basis van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. De regeling is vastgelegd in de Overeenkomst inzake uitvoeringovergangsbepalingen VPL met betrekking tot de Bedrijfstak Metaal en Techniek tussen Stichting Vakraad Metaal en Techniek en Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek.

(…)29. Sociale PartnerROM dan wel Vakraad.

30.Sociale PartnersROM en Vakraad gezamenlijk.

(…)

33.UitvoeringsreglementHet reglement dat de relatie regelt tussen het desbetreffende Fonds en de Werkgever.

35.VakraadStichting Vakraad Metaal en Techniek. De Vakraad is het overlegorgaan van CAO-partijen in de Metaal en Techniek, waarbinnen de onderhandeling plaatsvindt over de CAO's voor de Metaal en Techniek.

36.Verplichte pensioenregelingDe Verplichte pensioenregeling betreft de pensioenaanspraken en pensioenrechten opgebouwd over een Pensioengevend salaris tot aan de Salarisgrens en is per Fonds vastgelegd in reglementen waar een Werkgever, Werknemer en Deelnemer aan gebonden zijn die vallen onder de betreffende Verplichtstellingsbeschikking alsmede voor die Werkgever (met zijn Werknemer en Deelnemer) die vrijwillig bij een Fonds is aangesloten. (…)37. VerplichtstellingsbeschikkingDe door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven Ministeriële beschikking tot verplichtstelling van de deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds(…) voor de Metaal en Techniek.

38.WerkgeverDe onderneming die valt onder de verplichtstelling van het Fonds en de onderneming die vrijwillig bij het Fonds is aangesloten.

39.WerknemerDe persoon die een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met een Werkgever heeft.

Artikel 2Premieheffing2.1 Vaststelling van de premie voor de Verplichte pensioenregelingen tot de Salarisgrens1.a De verschuldigde premie voor de Verplichte pensioenregelingen is een doorsneepremie (…). De doorsneepremie is voor alle Deelnemers aan de Verplichte pensioenregelingen gelijk.(…)2. De premie voor de Verplichte pensioenregelingen is voor een periode van vijf jaar, te weten de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 vastgesteld:(…)2.3 Verschuldigdheid van de premie1. De premie voor de Verplichte pensioenregeling (…) is verschuldigd door de Werkgever aan het Fonds voor de Deelnemers in dienst van de Werkgever.(…)3. De Werkgever heeft het recht om een door Sociale Partners te bepalen percentage van de werknemersbijdrage in de premie, door inhouding bij elke uitbetaling van het salaris, te verhalen op de betreffende Deelnemer.4. Werknemersbijdrage aan de Verplichte Pensioenregeling is bij:(…)
Artikel 131. Premie Overgangsregeling VPL PMT (Compensatie- en overbruggingsregeling)1. De premie voor de Overgangsregeling VPL PMT is voor een periode van vijf jaar, te weten de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 door de desbetreffende Sociale Partner van het Fonds vastgesteld:(…)4. De premie voor de Overgangsregeling VPL PMT is door de Werkgever verschuldigd aan het Fonds voor alle Deelnemers in dienst van de Werkgever. De Werkgever kan deze premie niet inhouden op het salaris van de Werknemer tenzij de desbetreffende Sociale Partner een andere afspraak maakt.(…)”
2.21
In de Beleidsregels 2015 van PMT (productie 1 akte overlegging producties van
16 maart 2015 van PMT bij het gerechtshof Den Haag) is onder andere het volgende vermeld:
“Hoofdstuk IX. Financiering(…)IX.1.4 Verdeling premieMet ingang van 1 januari 2015 heeft de werkgever het recht om ten hoogste46,30%van de voor de betreffende deelnemer te betalen premie over pensioengrondslagI (pensioengrondslag tot Salarisgrens)in te houden bij elke uitbetaling van het salaris van deze Deelnemer. Van de te betalen premie over pensioengrondslag II(pensioengrondslag boven de Salarisgrens)kan de werkgever ten hoogste 46,8% inhouden op het salaris van de deelnemer.
(…)”2.22 Bovag heeft een kort geding procedure (met vergelijkbare vorderingen als in deze procedure) bij de rechtbank Den Haag tegen PMT aangespannen, waarin zij in het ongelijk is gesteld (vonnis van 4 december 2014). Bovag heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en is door het gerechtshof Den Haag in het gelijk gesteld (arrest van 31 maart 2015).

3.De vorderingen

3.1
PMT heeft gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren:
1. dat PMT bevoegd was de premiebesluiten 2014 en 2015 te nemen, zoals deze besluiten luiden;
2. dat deze besluiten niet onrechtmatig zijn jegens BOVAG en/of de leden-werkgevers van BOVAG;
3. dat de BOVAG-werkgeversleden verplicht zijn tot naleving van deze besluiten en
4. dat PMT bevoegd was hierover te communiceren.
3.2
BOVAG heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
4. De beoordeling van het geschil
4.1
Op grond van artikel 329 Rv kunnen partijen, in alle voor hoger beroep bij het gerechtshof vatbare geschillen over zaken die ter vrije bepaling van de partijen staan, overeenkomen die geschillen bij de aanvang van het geding dadelijk ter kennis te brengen van het gerechtshof dat in hoger beroep bevoegd zou zijn.
4.2
Partijen hebben overeenstemming bereikt om hun geschil direct aan het gerechtshof voor te leggen, zoals blijkt uit de tussen partijen gesloten prorogatieovereenkomst van 23 juli 2015. Het geschil, dat een zaak betreft die ter vrije bepaling van partijen staat, had in beginsel moeten worden voorgelegd aan de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht). Nu deze rechtbank valt onder het ressort Arnhem-Leeuwarden en op grond van het zaaksverdelingsreglement de hoger beroepen van uitspraken van deze rechtbank worden behandeld door de locatie Arnhem, is het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op deze locatie bevoegd van het geschil van partijen kennis te nemen.
4.3
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of PMT als verplicht bedrijfstakpensioenfonds bevoegd is om voor de op grond van de onder de in rechtsoverweging 2.8 vermelde verplichtstellingsbeschikking vallende (werknemers en) werkgevers een bindend besluit te nemen over de hoogte van de door deze (werknemers en) werkgevers verschuldigde pensioenpremie (waaronder de zogenaamde VPL-premie) en daarbij tevens de hoogte vast te stellen van het deel van deze premies die deze werkgevers ten hoogste op deze werknemers mogen verhalen door inhouding op het salaris.
4.4
PMT heeft van een aantal regelingen slechts een enkele bladzijde overgelegd en voorts ontbreken een aantal andere stukken die naar het oordeel van het hof voor de beoordeling van de in rechtsoverweging 4.3 vermelde vraag van belang zijn. Het hof wenst dan ook de beschikking te krijgen over
de volledige tekstvan de hierna te vermelden stukken:
- het pensioenreglement 2013;
- het uitvoeringsreglement 2013;
- de beleidsregels 2013;
- het pensioenreglement 2014;
- het uitvoeringsreglement 2014;
- de beleidsregels 2014;
- het pensioenreglement 2015;
- het uitvoeringsreglement 2015;
- de beleidsregels 2015;
- de statuten van PMT (zowel in de periode 2005-2010, toen Bovag nog deel uitmaakte van de Vakraad, als in 2014 en in 2015);
- de statuten van de Vakraad (zowel in de periode 2005-2010, toen Bovag nog deel uitmaakte van de Vakraad, als in 2014 en in 2015);
- de hierna in rechtsoverweging 4.6 genoemde overeenkomst uit 2006 met betrekking tot de VPL-regeling, waarbij ook Bovag partij was.
Het hof zal PMT, als de meest aangewezen partij, in de gelegenheid stellen de hiervoor vermelde stukken bij akte in het geding te brengen
4.5
PMT heeft in haar processtukken een cruciale rol toegedicht aan de Vakraad bij de vaststelling van de pensioenpremie (waaronder de VPL premie) en bij het vast te stellen deel van deze premies dat de werkgevers op de werknemers mogen verhalen. Deze rol is tot op heden, onder andere vanwege het ontbreken van een aantal van de in rechtsoverweging 4.4. vermelde stukken, onderbelicht gebleven. Met name is onduidelijk of, en zo ja welke bevoegdheden het bestuur van PMT en het bestuur van de Vakraad op dit punt hadden/hebben en op welke wijze de besluitvorming binnen hun besturen plaatsvond/plaatsvindt (zowel in de periode 2005-2010, toen Bovag nog deel uitmaakte van de Vakraad, als in 2014 en in 2015).
4.6 Het hof zal partijen, aan de hand van en met concrete verwijzing naar relevante artikelen van de in rechtsoverweging 4.4. vermelde stukken, in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten met betrekking tot hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.5 is overwogen. Partijen dienen hierbij een onderscheid te maken tussen de door PMT omschreven “reguliere” pensioenpremie en de VPL-premie. Voor zover het deze laatste premie betreft heeft Bovag in dit verband bij wijze van verweer tegen de vorderingen van PMT subsidiair aangevoerd dat een VPL-afspraak naar zijn aard niet onder de reikwijdte van de verplichtstellingsbeschikking kan vallen omdat VPL-pensioen geen pensioen is in de zin van de Pensioenwet. Naar aanleiding van dit verweer heeft PMT aangevoerd dat de VPL-regeling al vanaf 2006 door PMT wordt uitgevoerd op grond van een overeenkomst, waarbij Bovag partij was. Bovag erkent dat PMT op grond van artikel 116 Pensioenwet bevoegd was en is de VPL-regeling uit te voeren. Zij heeft het bestaan van de door PMT genoemde overeenkomst niet bestreden. Volgens Bovag houdt deze bevoegdheid echter niet in dat PMT de VPL-regeling inhoudelijk vorm kan geven of kan wijzigen. Het voorgaande betekent dat ook de vraag of PMT voor het jaar 2015 bevoegd was met betrekking tot de VPL-premie te besluiten, zoals zij heeft gedaan, nog niet kan worden beantwoord. Het hof zal partijen, mede aan de hand van de in rechtsoverweging 4.4 vermelde, door PMT over te leggen, overeenkomst, in de gelegenheid stellen zich omtrent de hiervoor vermelde bevoegdheid van PMT uit te laten.
4.7
Tussen partijen is voorts in geschil of Bovag zelf in 2010 uit de Vakraad is getreden of dat zij uit de Vakraad is gezet. Ook verschillen partijen van mening over de vraag of Bovag weer deel kan gaan uitmaken van de Vakraad. Ook hieromtrent dienen partijen zich bij akte uit te laten, waarbij zij ook dienen te vermelden met ingang van welke datum Bovag geen deel meer uitmaakt van de Vakraad.
4.8
Het hof zal de zaak naar de roldatum
12 januari 2016verwijzen voor het (gelijktijdig) nemen van een akte door beide partijen, zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen 4.5 tot en met 4.7 omschreven. Partijen worden in de gelegenheid gesteld over en weer op de inhoud van elkaars akte te reageren. In verband hiermee dienen de advocaten elkaar de akte uiterlijk 5 januari 2016 toe te zenden, zodat zij onder de eigen akte een beknopte reactie op de inhoud van de akte van de andere partij kunnen opnemen. De totale akte (inclusief reactie) mag niet meer dan zes bladzijden beslaan. Het is partijen dus niet toegestaan een nadere conclusie te nemen.
4.9
Het is niet uitgesloten dat het hof naar aanleiding van deze aktewisseling behoefte heeft aan nadere inlichtingen van partijen. Mocht dat het geval zijn dan zal het hof reeds thans een datum voor een meervoudige comparitie van partijen bepalen en wel op
29 januari 2015 van 9.30 uur tot 12.00 uur.Bij die gelegenheid is het niet toegestaan pleitnotities voor te dragen. Mocht het hof zich na de aktewisseling op 12 januari 2016 voldoende voorgelicht achten, dan zal het hof uiterlijk 22 januari 2016 schriftelijk aan de advocaten berichten dat de comparitie van partijen geen doorgang behoeft te vinden. In dat geval zal het hof op 15 maart 2016 arrest wijzen.
4.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het hof, recht doende:
verwijst de zaak naar de roldatum
12 januari 2016voor het (gelijktijdig) nemen van een akte door beide partijen, zoals hiervoor in de rechtsoverweging 4.4. tot en met 4.7 omschreven en met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.8 is bepaald;
bepaalt dat partijen, voor het geval het hof dit naar aanleiding van de aktewisseling noodzakelijk acht, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op
29 januari 2016 van 9.30 uur tot 12.00 uur, om inlichtingen te geven zoals in rechtsoverweging 4.9 vermeld;
bij deze comparitie bestaat geen gelegenheid om pleitnotities voor te dragen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.B. Knottnerus, I.A. Katz-Soeterboek en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.