ECLI:NL:GHARL:2015:9683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
21-001899-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake aanranding, poging tot verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving met TBS

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor aanranding, poging tot verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving, en kreeg een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, evenals de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar voegt gronden toe aan de beslissing. Het hof constateert dat de verdachte, ondanks de opgelegde TBS met voorwaarden, deze voorwaarden heeft overtreden en niet de benodigde hulp heeft gezocht. Deskundigen hebben aangegeven dat de verdachte lijdt aan een levenslange kwaal, namelijk pedofilie, waarvoor hij voortdurende begeleiding en zorg nodig heeft. Het hof oordeelt dat de bescherming van de maatschappij, vooral van jeugdigen, vereist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd, zonder tijdsbeperking. De verdachte heeft in het verleden al meerdere keren soortgelijke misdrijven gepleegd, wat het recidivegevaar vergroot. De beslissing van het hof is gebaseerd op de noodzaak om de algemene veiligheid van personen te waarborgen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001899-15
Uitspraak d.d.: 18 december 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 maart 2015 met parketnummer 18-930180-14 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 24 juli 2015 en 4 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is op 27 maart 2015 door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, veroordeeld ter zake van aanranding (1), poging tot verkrachting (2 primair) en wederrechtelijke vrijheidsberoving (3) tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en tot oplegging van de maatregel TBS met verpleging van overheidswege.
Voornoemd vonnis leent zich voor bevestiging, nu het hof zich - met de hierna volgende aanvulling van gronden - met de inhoud van dit vonnis kan verenigen.
Aanvulling van gronden
Motivering van de maatregel
Aan verdachte is in eerste aanleg de maatregel TBS met verpleging van overheidswege opgelegd. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof - kort gezegd -betoogd dat de verdediging het aangewezen acht dat aan verdachte een TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Hij heeft hiervoor verwezen naar de rapportages en verklaringen van de deskundigen drs. M. Verzendaal, gz-psycholoog, en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater.
Ter terechtzitting van het hof van 4 december 2015 zijn de deskundigen drs. Verzendaal en dr. Van Os gehoord.
Het hof ziet in de verklaringen van de deskundigen geen aanleiding om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen aangaande de opgelegde maatregel TBS met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft een juiste afweging gemaakt. De maatregel van terbeschikkingstelling is onontkoombaar en dient te worden opgelegd. Gebleken is dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en een ziekelijke stoornis bestonden. De door hem begane feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een maximale gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Er is - naar het oordeel van het hof - een hoog recidivegevaar aanwezig. Verdachte heeft zich in het verleden al meermalen schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten en ondanks een eerder opgelegde TBS met voorwaarden is verdachte opnieuw in de fout gegaan. Het hof constateert met de rechtbank dat moet worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de TBS met voorwaarden in wezen reeds die voorwaarden heeft overtreden, terwijl verdachte in de jaren nadien niet volledig open is geweest en evenmin zelf hulp heeft gezocht terwijl hij (sterk) aan het afglijden was. Ook in hoger beroep is door de deskundigen aangegeven dat verdachte behept is met een levenslange (chronische) kwaal, te weten pedofilie, waarvoor hij levenslang begeleiding en zorg, door hen aangeduid met de term ‘externe prothese’, nodig heeft. Verdachte zal volgens de deskundige Van Os altijd ‘een gevaarlijke man’ blijven.
Omdat de maatschappij, en in het bijzonder (zeer) jeugdigen, moet worden beschermd tegen verdachte en zelfs de eerdere maatregel niet afdoende is gebleken, is het hof tot het oordeel gekomen dat de algemene veiligheid van personen thans het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en het daarbij te geven bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd eist. De duur van die maatregel is niet in tijd beperkt. De door verdachte begane misdrijven waren gericht tegen en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De terbeschikkingstelling kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.
De toegepaste wettelijke voorschriften
Het hof beschouwt het in het vonnis genoemde artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. G.M. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 18 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.