ECLI:NL:GHARL:2015:984

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
WAHV 200.140.279
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • A. van Schuijlenburg
  • D. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over snelheidsoverschrijding binnen bebouwde kom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 3 december 2013 het beroep van de betrokkene gegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 185,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 21 km/h. De overtreding vond plaats op 18 februari 2012 op de Riegshoogtendijk te Hollandscheveld. De betrokkene stelde dat de maximumsnelheid ter plaatse 60 km/h was, omdat het bord dat het einde van de 60 km-zone aangaf, ontbrak. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet op de hoogte kon zijn van de maximumsnelheid van 50 km/h, omdat het bord dat het einde van de 60 km-zone aangaf, niet aanwezig was. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat, hoewel de gedraging was begaan, de sanctie gematigd moest worden tot het bedrag dat overeenkomt met de overschrijding van de snelheid binnen de bebouwde kom met 11 km/h, gezien de omstandigheden van het geval. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en wijzigde de sanctie naar € 88,-. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.140.279
12 februari 2015
CJIB 159547604
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 3 december 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten, als bedoeld in artikel 13a van de WAHV, ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 33,92.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 185,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 21 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 februari 2012 om 8.07 uur op de Riegshoogtendijk te Hollandscheveld met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 74 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 71 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 21 km per uur.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het college van Procureurs-generaal uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid. (…)
De gedraging vond plaats binnen de bebouwde kom.”
3. De betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij de officier van justitie en heeft hierbij aangevoerd dat ter plaatse een maximumsnelheid geldt van 60 kilometer per uur omdat de 60 kilometerzone niet wordt beëindigd door het plaatsen van een bord bebouwde kom. De betrokkene heeft bij zijn inleidende beroepschrift een foto van de situatie ter plaatse toegezonden. Deze foto is aan de stukken toegevoegd. Uit deze foto blijkt dat onder het bord dat het inrijden van de bebouwde kom van Hollandscheveld aangeeft (bord H1) aan de linkerkant een bord B1 (voorrangsweg) is geplaatst en dat rechtsonder het bord H1 geen ander verkeersbord aanwezig is. Op de tegemoetkomende rijbaan is op het wegdek bij het uitrijden van de bebouwde kom '60' vermeld.
4. De officier van justitie heeft het ingestelde beroep ongegrond verklaard. Omdat de betrokkene zich met deze beslissing niet kon verenigen, heeft hij hiertegen beroep ingesteld bij de kantonrechter.
5. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 18 juli 2013 houdt onder meer het volgende in:
“De ter plaatse geldende toegestane maximumsnelheid bedraagt 50 km per uur. Dit wordt aangegeven bij binnenkomst van de bebouwde kom d.m.v. borden H01b. Deze staan geplaatst tussen de afslag naar de Langedijk en de Veldrus. Zie ook de plattegrond en foto”
Bij dit aanvullende proces-verbaal zit een foto van het bord H01b (het bord bebouwde kom Hollandscheveld) met daaronder aan de linkerkant een bord B1 (voorrangsweg) en aan de rechterkant een bord einde zone 60 km. In tegenstelling tot de foto van de betrokkene staat op het wegdek geen snelheid vermeld.
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het op verzoek van de kantonrechter op 8 oktober 2013 opgemaakte aanvullende proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:
“Er is voordat men de bebouwde kom van Hollandscheveld inrijdt sprake van een 60 km-zone. Bij controle op 8 oktober 2013 is gebleken dat het 'einde 60 km/h zone'-bord NIET meer aanwezig is.
De foto die bij het eerder geleverde commentaar is meegestuurd is gemaakt op 02-07-2008. Bij raadplegen van streetview blijkt dat het einde 60 bord al niet meer aanwezig is. Deze opnamen van streetview moeten in ieder geval gemaakt zijn vóór oktober 2010, aangezien ter plaatse dan nog een analoge radarpaal op streetview te zien is, terwijl vanaf oktober 2010 overtreders (het hof begrijpt: overtredingen) worden vastgelegd via een digitale radarpaal. Het is dan ook aannemelijk dat het 'einde zone 60 bord' al sinds lange tijd ontbreekt. Welke datum dit exact is geweest is niet te zeggen”
7. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en daartoe - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende overwogen:
De kantonrechter stelt vast dat de verbalisant die de gedraging heeft geconstateerd hierin heeft vermeld dat er voordat men de bebouwde kom van Hollandscheveld inrijdt sprake is van een 60 km-zone en bij de controle op 8 oktober 2013 is gebleken dat het “einde 60 km/h
zone” bord niet meer aanwezig is. Naar stelling van de verbalisant is het aannemelijk dat het “einde zone 60 bord” al sinds lange tijd ontbreekt.
De kantonrechter overweegt dat betrokkene in zijn beroep omstandigheden heeft gesteld die
aanleiding geven tot twijfel aan hetgeen is vastgelegd in het proces-verbaal, waarin de aan de
beschikking ten grondslag liggende constatering is vastgelegd. Nu uit het aanvullend proces
verbaal blijkt dat de door de verbalisant overgelegde foto dateert uit 2008, kan hier niet op af
worden gegaan. Nu verder voldoende aannemelijk is geworden dat mede gelet hierop bij betrokkene verwarring is ontstaan, ziet de kantonrechter aanleiding om het beroep gegrond verklaren.
8. De officier van justitie kan zich met deze door de kantonrechter gegeven beslissing niet verenigen en heeft daartegen hoger beroep ingesteld. De officier van justitie heeft daarbij het volgende aangevoerd:
Naar het oordeel van de officier van justitie staat vast dat betrokkene binnen de bebouwde kom reed. Op grond daarvan had het voor betrokkene voldoende duidelijk moeten zijn dat de maximum snelheid van 50 kilometer per uur gold. Dat een einde zone-bord onder het H1-bord niet aanwezig is maakt dit niet anders. Artikel 66 RVV stelt dat het einde van een 'zone' aangeduid dient te worden door een bord dat in samenhang is met het geplaatste bord. Het oordeel van de officier is dat een H1-bord een dermate grote samenhang heeft met de te voeren snelheid dat bord H1 ook het einde van een 'zone' inhoudt; daar men bij het passeren van het bord H1, op grond van artikel 20 sub a RVV, een maximum snelheid van 50 kilometer per uur dient te voeren.
9. De betrokkene heeft in hoger beroep een brief van de gemeente Hoogeveen overgelegd waaruit blijkt dat op 22 oktober 2013 een verkeersbord 'einde zone 60' is geplaatst op de Riegshoogtendijk op de komgrens van Hollandscheveld. Dit heeft de gemeente gedaan op verzoek van de politie om te benadrukken dat bij het binnenrijden van Hollandscheveld de maximumsnelheid teruggebracht is van 60 km/u naar de wettelijk toegestane snelheid in de bebouwde kom, 50 km/u. Met de plaatsing van het verkeersbord komt er een einde aan eventuele onduidelijkheid.
10. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene niet ontkent ter plaatse te hebben gereden met een gecorrigeerde snelheid van 71 km/u, is dit naar het oordeel van het hof komen vast te staan.
Voorts is komen vast te staan dat buiten de bebouwde kom sprake was van een 60 kilometer-zone. Aannemelijk is verder dat ten tijde van de gedraging onder het bord H1, bij het ingaan van de bebouwde kom van Hollandscheveld op de Riegshoogtendijk, niet meer het bord inhoudende het einde van de zone maximumsnelheid 60 km/u was geplaatst.
Gelet op hetgeen de officier van justitie heeft betoogd is in geschil de vraag of de zone waarin de maximum snelheid van 60 km/u is geregeld, wordt beëindigd door het bord H1, de ingang van de bebouwde kom van Hollandscheveld, en of het voor de betrokkene kenbaar was dat de maximum snelheid ter plekke 50 km/u bedroeg.
11. Artikel 20 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) luidt als volgt:
Binnen de bebouwde kom gelden de volgende maximumsnelheden:
a. voor motorvoertuigen 50 km per uur;
b. (…)
c. (…)
12. Artikel 66 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) luidt als volgt:
1. Indien boven een verkeersbord het woord 'zone' is aangebracht en een aanduiding van het gebied van de zone is toegevoegd, geldt het verkeersbord in het aldus aangeduide gebied.
2. Indien boven een verkeersbord het woord 'zone' is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.
3. (…)
13. Artikel 9 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) luidt als volgt:
1. Boven de verkeersborden A1, C1, C6 tot en met C22, E1, E3, E9, E10, G5 en G7 van bijlage 1 behorende bij het RVV 1990, kan het woord ’zone’ worden aangebracht. Hieraan kan een aanduiding van het gebied van de zone worden toegevoegd.
2. Als boven een verkeersbord het woord ’zone’ is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, wordt op in aanmerking komende plaatsen bij de zonegrens een bord geplaatst waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.
3. (…)
14. Uit bovenvermelde bepalingen van het RVV1990 en het BABW volgt dat een zone waarin een bepaalde maximumsnelheid is toegestaan wordt begrensd door het verkeersbord dat de zone aangeeft en een in samenhang met dat bord geplaatst bord dat het einde van de zone aangeeft. Het is het hof ambtshalve bekend dat het begin van een 60 kilometerzone wordt aangegeven door het bord A01-60-ZB (zone met maximum snelheid) en dat het eind van de zone pleegt te worden aangegeven door het bord A2-60-ZE (einde zone maximumsnelheid). Het bord A2-60-ZE is het door het RVV1990 en het BABW bedoelde samenhangende bord dat het einde van de zone aangeeft. Dit bord was ten tijde van de gedraging niet geplaatst onder het bord H1.
15. Het hof volgt niet de stelling van de officier van justitie dat een bord H1 een dermate grote samenhang heeft met de te voeren snelheid dat bord H1 ook het einde van de 60 kilometerzone inhoudt. Een bord H1 is niet een in samenhang met bord A01-60-ZB geplaatst bord dat het einde van een zone aangeeft, maar een bord dat het begin van de bebouwde kom aangeeft, waarin ingevolge artikel 20 onder a RVV 1990 de algemene regel geldt dat voor motorvoertuigen de maximumsnelheid 50 km/h is. Het bord A2-60-ZE - of bijvoorbeeld een bord A1 50 km - mag daarom niet ontbreken.
16. Aan het ontbreken van het bord A2-60-ZE kan echter niet de conclusie worden verbonden, die door de betrokkene wordt voorgestaan, dat op grond van het bepaalde in artikel 63 RVV 1990 binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 60 km/h zou blijven gelden.
17. De door de betrokken voorgestane uitleg zou inhouden dat de door de ingestelde zone buiten de bebouwde kom geldende beperking van de algemeen geldende snelheid van 80 km/h tot 60 km/h, in het geval van het ontbreken van het bord A2-60-ZE zou worden omgezet in een
exclusiefvoor de bestuurders van een motorvoertuig die de bebouwde kom binnen rijden via de weg, waar dit bord ontbreekt, geldende verhoging van de maximumsnelheid binnen de
gehelebebouwde kom, terwijl voor de andere motorvoertuigen binnen de bebouwde kom de gewone maximum snelheid zou gelden. Dit resultaat is zozeer in strijd met de veiligheid van het verkeer dat het voorschrift van artikel 5 WVW 1994 de weggebruiker noopt tot het voorrang geven aan de algemene regel betreffende de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, ook al is de 60 km-zone niet op de juiste wijze beëindigd.
18. Hoewel het hof op grond van het voorgaande vaststelt dat de gedraging is begaan, acht het hof het - gelet op het ontbreken van een adequate bebording waaruit het einde van de zone kon worden afgeleid en gelet op de omstandigheid dat reeds kort na het binnenrijden van de bebouwde kom de gedraging werd geconstateerd - mogelijk dat bij de betrokkene het besef van de gevolgen van zijn standpunt nog niet was doorgedrongen. Het hof ziet daarom in de omstandigheden van het geval aanleiding de sanctie te verlagen tot het bedrag dat overeenkomt met de sanctie behorend bij de overschrijding van de snelheid binnen de bebouwde kom met 11 kilometer.
19. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep deels gegrond verklaren en het bedrag van de sanctie wijzigen.
20. Nu de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, ziet het hof aanleiding om de betrokkene een vergoeding toe te kennen voor de reis- en verletkosten in verband met het bijwonen van de zittingen van de kantonrechter van 17 september 2013 en 19 november 2013. De reiskosten worden ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Dit betreft een kennelijke omissie van de regelgever: bedoeld is onderdeel d. In dit geval wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 33,92 (4 keer een enkele reis Elim-Assen van € 8,48).
20. Gelet op vaste jurisprudentie van het hof komen verletkosten voor vergoeding in aanmerking indien en voor zover zij zijn gemaakt ten behoeve van het bijwonen van een zitting of het nemen van inzage in de stukken ter griffie. Ingevolge artikel 2 van het Besluit wordt het bedrag van de verletkosten vastgesteld overeenkomstig een tarief dat, afhankelijk van de omstandigheden, tussen € 7,- en € 80,- bedraagt. De betrokkene heeft zijn verletkosten voor de zitting van 17 september 2013 geschat op € 187,84. De kosten voor de zitting van 19 november 2013 heeft de betrokkene gelijkgesteld aan de eerdere zitting. De betrokkene heeft echter bij brief van 6 september 2012 aangegeven dat zijn uurtarief € 45,- per uur bedraagt. Het hof gaat uit van een totale tijd per zitting van 2,5 uur, zodat ter zake van de verletkosten aan de betrokkene een bedrag van € 225,- zal worden toegekend.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het tegen de beslissing van de officier van justitie ingestelde beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 31 juli 2012;
wijzigt de inleidende beschikking in zoverre, dat het bedrag van de sanctie € 88,- bedraagt;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV teveel tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 97,-, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 258,92.
Dit arrest is gewezen door mrs. Beswerda, Van Schuijlenburg en Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.