ECLI:NL:GHARL:2015:9884

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
200.170.483/01 en 200.170.485/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De man, appellant in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel, was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat hij het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De man had het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken na indiening van het beroepschrift voldaan, wat volgens artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) leidt tot niet-ontvankelijkheid. Ondanks dat de man de gelegenheid had gekregen om omstandigheden aan te voeren die een onbillijkheid van overwegende aard zouden kunnen rechtvaardigen, heeft hij dit nagelaten.

De zaak betreft een appel tegen beslissingen van de rechtbank over de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap en de kinderalimentatie. Het hof oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep voor de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap en de kinderalimentatie van toepassing was. Echter, voor het gezag werd de niet-ontvankelijkheid achterwege gelaten, in overeenstemming met de hardheidsclausule van artikel 282a lid 4 Rv, die in dergelijke zaken van toepassing is.

De beslissing van het hof houdt in dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep voor de beslissingen betreffende de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap en de kinderalimentatie, maar dat de procedure voor het gezag voortgezet kan worden. De man kreeg de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verweerschrift in te dienen in het incidenteel appel van de vrouw. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.D.S.L. Bosch, G.M. van der Meer en G. Jonkman, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.170.483/01 en 200.170.485/01
(zaaknummer rechtbank C/16/377794 / FL RK 14-2081)
beschikking van de familiekamer van 19 november 2015
inzake
[de man] ,
wonende te [A] ,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen:
de man,
advocaat voorheen mr. A. Özmen, kantoorhoudende te Almere, die zich onttrokken heeft,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [A] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen:
de vrouw,
advocaat: mr. G.H.G. Reitsma-van Riel, kantoorhoudende te Hoofddorp.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de ongedateerde beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, uitgesproken onder voormeld zaaknummer en op 20 februari 2015 aan partijen afgegeven, en zoals hersteld bij beschikking van 1 mei 2015.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 20 mei 2015;
- het verweerschrift, tevens beroepschrift in incidenteel appel, ingekomen op 7 juli 2015;
- de brieven met bijlagen van mr. Özmen van 6 oktober 2014, 13 juli 2015 en 20 oktober 2015;
- de brief met bijlagen van mr. Reitsma-van Riel van 11 oktober 2015.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het hof stelt vast dat de man het door hem verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift heeft betaald. Ingevolge artikel 282a lid 2 Rv. dient dit verzuim tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn hoger beroep te leiden, tenzij toepassing moet worden gegeven aan artikel 282a lid 4 Rv.
3.2
Hoewel de man daartoe in de gelegenheid is gesteld heeft hij geen omstandigheden aangevoerd waaruit een onbillijkheid van overwegende aard zou kunnen worden afgeleid in geval hij in zijn beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard.
3.3
De zaak betreft een appel tegen beslissingen van de rechtbank inzake de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap (200.170.485), het gezag en de kinderalimentatie (200.170.483). Ingevolge artikel 1.1.13 laatste volzin van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven blijft niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn appel voor zover dit het gezag betreft achterwege in verband met de generieke toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv. in dergelijke zaken. Inzake de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap en de kinderalimentatie zal de man niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
3.4
Een en ander laat onverlet dat de kinderalimentatie wel inhoudelijk aan het oordeel van het hof is onderworpen voor zover het incidenteel appel van de vrouw reikt.
3.5
Beslist moet daarom worden als volgt.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de bovengenoemde beschikking, voor zover dat beroep gericht is tegen de beslissingen ter zake van de verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap (200.170.485) en de kinderalimentatie (200.170.483);
verstaat dat de zaak onder zaaknummer 200.170.483 wordt voortgezet ter behandeling van het beroep van de man ter zake van het gezag en het incidenteel beroep van de vrouw ter zake van de kinderalimentatie;
bepaalt dat de man - door tussenkomst van een advocaat - binnen zes weken na heden een verweerschrift in het incidenteel appel kan indienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G.M. van der Meer en
mr. G. Jonkman, bijgestaan door de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2015.