ECLI:NL:GHARL:2015:9888

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
200.171.092/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind over goederen van rechthebbende na psychische decompensatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de rechthebbende, geboren in 1967 in Soedan. De rechthebbende was eerder onder bewind gesteld door de rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2015, vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, die onder andere werd gekarakteriseerd door schizofrenie. De bewindvoerder, [de bewindvoerder] B.V., was benoemd om de financiële belangen van de rechthebbende te behartigen. De rechthebbende heeft in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en het bewind op te heffen, stellende dat hij in staat was zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2015 heeft de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Doornbos, zijn standpunt toegelicht. De rechthebbende heeft aangegeven dat hij inmiddels ambulante begeleiding ontvangt en dat zijn gezondheidssituatie is gestabiliseerd. De maatschappelijk werker van de rechthebbende heeft bevestigd dat het bewind een te zwaar middel is en dat budgetbeheer via Stichting [J] een betere oplossing zou zijn. Het hof heeft de argumenten van de rechthebbende en de bewindvoerder gewogen en geconcludeerd dat de redenen voor het instellen van het bewind niet langer aanwezig zijn.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover het de instelling van het bewind betreft vanaf 9 november 2015. Het hof heeft geoordeeld dat de rechthebbende in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen en heeft het bewind opgeheven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de bestreden beschikking is voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.171.092/01
(zaaknummer rechtbank 340814 BM VERZ 14-8649)
beschikking van de familiekamer van 8 december 2015
in de zaak van
[de rechthebbende] ,
wonende te [A] ,
verzoeker,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.,
in deze vertegenwoordigd door de heer [B] ,
kantoorhoudend te [C] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
[D] ,kantoorhoudende te [A] ,
namens deze [E] ,
verder te noemen: [D] .

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
27 februari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, is een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, wegens diens lichamelijke of geestelijke toestand, en is [de bewindvoerder] B.V. benoemd tot bewindvoerder met beslissingen omtrent de beloning van de bewindvoerder.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 26 mei 2015, heeft de rechthebbende zakelijk weergegeven verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek tot instelling van een beschermingsbewind af te wijzen.
2.2
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de brief van de bewindvoerder van 12 augustus 2015 en van de overige stukken waaronder het journaalbericht met bijlagen van
mr. Doornbos van 2 juli 2015 en het faxbericht van 11 november 2015 van mevrouw [E] .
2.3
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof gehouden te Leeuwarden op 9 november 2015. Verschenen zijn de rechthebbende en zijn advocaat mr. Doornbos, dhr. [B] namens [de bewindvoerder] B.V. en voorts zijn namens [D] verschenen dhr. [F] (maatschappelijk werker) en mw. [G] (stagiaire). Ter behandeling heeft de advocaat van rechthebbende de grond voor vernietiging van de bestreden beschikking uitgebreid in die zin dat subsidiair wordt verzocht het bewind op te heffen op grond van het bepaalde in artikel 1:432 eerste en tweede lid BW.

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechthebbende, geboren [in] 1967 in Soedan, wonende te [A] aan de [a-straat] 116, is vanaf eind mei 2014 voor een periode van een half jaar opgenomen geweest in een kliniek van [D] op basis van een rechterlijke machtiging (d.d. 18 mei 2015), in verband met psychische decompensatie als gevolg van schizofrenie.
3.2
Bij verzoekschrift van 3 september 2014, ondertekend door voornoemde [E] , verbonden als verpleegkundig specialist aan [D] en mede ondertekend door [de bewindvoerder] B.V., is verzocht een bewind in te stellen over alle vermogensbestanddelen van de rechthebbende op grond van zijn lichamelijke en geestelijke toestand, met benoeming van [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder. Als bijlage bij het verzoekschrift is een medische verklaring gevoegd van 28 augustus 2014, ondertekend onder meer door de psychiater [H] , waarin wordt aangegeven dat de rechthebbende op dat moment vanwege een psychiatrisch toestandsbeeld niet in staat is zijn (financiële) zaken te regelen. Hij heeft al een aantal maanden geen betalingen gedaan en geen loon ontvangen en dreigt onder andere uit zijn woning gezet te worden.
3.3
De kantonrechter heeft het verzoek behandeld ter zitting op 13 februari 2015 waarbij de rechthebbende is verschenen en namens [D] mevrouw [I] . Blijkens het proces-verbaal van die zitting is [D] op dat moment van mening dat de maatregel van bewind nog steeds noodzakelijk is. De rechthebbende heeft zich (ook) in eerste aanleg verzet tegen de onderbewindstelling.
3.4
In de bestreden beschikking van 27 februari 2015 heeft de kantonrechter het verzoek van [D] toegewezen en een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende met benoeming van [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:431 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over een of meer van de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
4.2
Een verzoek tot instelling van zodanig beschermingsbewind kan op grond van artikel 1:432 lid 2 BW ook worden ingediend door de instelling waar de rechthebbende wordt verzorgd of die aan de rechthebbende begeleiding biedt.
4.3
De rechthebbende kan zich niet vinden in de beoordeling van de kantonrechter, neergelegd in de bestreden beschikking. De rechthebbende vindt het bewind niet nodig en wijst erop dat hij jarenlang in staat is geweest om zelf zijn vermogensrechtelijke belangen adequaat te behartigen en te regelen. Ook thans is hij daartoe in staat nu hij niet meer is opgenomen maar ambulant wordt begeleid door een maatschappelijk werker van [D] , hetgeen ook het geval was ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en de bestreden beschikking.
4.4
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof, anders dan de rechthebbende, van oordeel dat de kantonrechter terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat op het moment van de bestreden beschikking aan de hier bedoelde grond voor instelling van het bewind was voldaan. De bij het inleidend verzoekschrift behorende medische verklaring in combinatie met het verhandelde ter zitting in eerste aanleg bood voor die conclusie naar het oordeel van het hof voldoende grond. In dit verband heeft de rechthebbende in hoger beroep ook niet bestreden dat hij te kampen heeft gehad met ernstige psychiatrische decompensatie, zowel voor als tijdens de gedwongen opname in de periode mei 2014 tot in ieder geval zes maanden daarna, in verband met de schizofrenie waar hij mee te kampen heeft.
4.5
Hoewel de bestreden beschikking eerst op 27 februari 2015, dus ruim vijf maanden na indiening van het verzoek door [D] op 10 september 2015 is gegeven, is namens [D] ter terechtzitting op 13 februari 2015 aangegeven dat de grond voor het bewind zich nog voordeed. De ernstige psychose van de rechthebbende was op dat moment volgens de instelling die de rechthebbende verzorgt en begeleidt, nog niet uitbehandeld. De rechthebbende heeft in dit verband ter zitting van de kantonrechter toegelicht dat hij verschillende medicijnen gebruikt. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigde de aard en omvang van de problematiek van de rechthebbende en de daarop door betrokkenen gegeven toelichting, de conclusie van de kantonrechter in de bestreden beschikking dat aan de grond voor instelling van het bewind was voldaan .Het hof acht zich gesterkt in dit oordeel nu ter zitting is gebleken dat de bewindvoerder wel wat financiële regelingen heeft moeten treffen. De door rechthebbende genoemde primaire grond voor vernietiging van het ingestelde bewind behoort daarom te worden verworpen.
4.6
In hoger beroep is ter zitting van het hof gebleken dat de gezondheidssituatie van de rechthebbende zich inmiddels heeft gestabiliseerd en dat hij ambulante hulp en begeleiding vanuit de thuissituatie krijgt. Namens [D] is in dit verband door de maatschappelijk werker van de rechthebbende, de heer Bleeker (werkzaam voor een andere tak van [D] dan de indiener van het verzoek mw. [E] ), aangegeven dat hij het eens is met het verzoek van de rechthebbende. De rechthebbende heeft volgens de maatschappelijk werker nog wel hulp en begeleiding nodig maar het bewind is daarvoor een te zwaar middel. De rechthebbende kan in aanleg goed 'op de kleintjes letten' en budgetbeheer/begeleiding via Stichting [J] in [A] zou een mooie overgangsvorm zijn. Uit de toelichting van de bewindvoerder ter zitting van het hof blijkt in dit verband dat er nog wel wat schulden zijn bij de rechthebbende (aan de belastingdienst van in totaal zo'n € 3.000,-) maar dat de huurachterstand door de rechthebbende volledig is voldaan inmiddels.
4.7
Het bewind kan worden opgeheven indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW dan wel ambtshalve (artikel 1:449 lid 2 BW).
4.8
Het hof overweegt dat van problematische schulden of verkwisting in de zin als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 onder b BW niet is gebleken en dat zulks bovendien niet aan het verzoek tot onderbewindstelling ten grondslag is gelegd. Bovendien is namens de rechthebbende en [D] aangegeven dat de rechthebbende zich kan wenden tot Stichting [J] voor hulp en begeleiding en voorts heeft de advocaat van de rechthebbende inmiddels zich bemoeid met het arbeidsconflict tussen de rechthebbende en zijn werkgever. Het hof ziet in de financiële situatie van de rechthebbende met andere woorden geen aanleiding het bewind voort te zetten. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het hof genoegzaam gebleken dat de rechthebbende vanaf in ieder geval de dag van de zitting, 9 november 2015, weer in staat kan worden geacht zelf zjin vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof neemt in aanmerking dat de rechthebbende vóór instelling van het bewind altijd zelf zijn vermogensrechtelijke belangen heeft kunnen behartigen en zijn geestelijke gezondheid inmiddels weer is gestabiliseerd. Op grond van het vorenstaande is het hof gebleken dat de redenen tot het instellen van het bewind in voldoende mate zijn komen te vervallen nu geen, dan wel onvoldoende feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die de voortzetting van het bewind over de goederen van de rechthebbende rechtvaardigen. Daarom zal het hof het bewind met ingang van 9 november 2015 (datum behandeling in hoger beroep) opheffen wegens gebrek aan noodzaak daartoe en in zoverre de bestreden beschikking vernietigen.

5.De slotsom

5.1
Al hetgeen hiervóór is overwogen leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 27 februari 2015 voor zover het de instelling van het bewind over de periode vanaf 9 november 2015 betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende;
heft op met ingang van 9 november 2015 het bewind over de goederen van de rechthebbende [de rechthebbende] , geboren te [K] (Soedan) [in] 1967;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. J.P. Evenhuis en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015 in bijzijn van de griffier.