Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 26 augustus 2016 de ondertoezichtstelling van haar twee minderjarige kinderen heeft verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R. van Viersen, verzet zich tegen deze beslissingen, terwijl de Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) als verweerster optreedt. De kinderen, geboren in 2009 en 2010, zijn sinds 2015 onder toezicht gesteld vanwege ernstige zorgen over hun ontwikkeling, waaronder ondergewicht en mogelijke ontwikkelingsbedreigingen. De ouders zijn sinds medio 2012 uit elkaar en de moeder woont met een nieuwe partner. De GI heeft in de afgelopen jaren verschillende rapportages opgesteld die de zorgen over de kinderen onderbouwen, waaronder het feit dat er geen omgang heeft plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen van januari tot november 2016.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2016 zijn zowel de moeder als de GI vertegenwoordigd. Het hof heeft de argumenten van de moeder, die stelt dat de verzoeken van de GI zijn gebaseerd op verouderde informatie, niet gevolgd. Het hof oordeelt dat de zorgen over de kinderen, waaronder hun ondergewicht en de mogelijke gevolgen van vaderverstoting, voldoende onderbouwd zijn. De moeder heeft geprobeerd de omgang tussen de kinderen en de vader te beperken, wat volgens de GI en het hof schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de kinderrechter, waarmee de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen worden gehandhaafd.