ECLI:NL:GHARL:2016:10242

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
21-000764-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging van politicus via sociale media

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van de politicus Alexander Pechtold via een Facebookbericht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 september 2015 een dreigend bericht heeft geplaatst waarin hij Pechtold met de dood bedreigde door te stellen dat hij 'een kopschot' moest hebben, vergezeld van een afbeelding van een vuurwapen. Het hof oordeelde dat de bedreiging van zodanige aard was dat Pechtold redelijke vrees kon hebben voor zijn leven. De verdachte heeft bekend het bericht te hebben geplaatst, maar stelde dat hij niet van plan was de bedreiging daadwerkelijk uit te voeren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de combinatie van de tekst en de afbeelding op een openbaar platform als Facebook voldoende was om bij Pechtold een gevoel van onveiligheid te creëren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de bedreiging en de impact op de slachtoffers, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op sociale media te respecteren, vooral wanneer het gaat om bedreigingen tegen publieke figuren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000764-16
Uitspraak d.d.: 20 december 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 februari 2016 met parketnummer 18-212866-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal , strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 1500,-, waarvan
€ 750,- voorwaardelijk, het onvoorwaardelijke deel te betalen in termijnen, met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen, aangezien het hof tot een andersluidende beslissing komt met betrekking tot de bewezenverklaring.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente 1] en/of te [gemeente 2] , in ieder geval in Nederland, A. Pechtold heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een facebookbericht geplaatst met daarin de tekst "Pechtold je moet n kopschot hebben" en/of daarbij een foto geplaatst van een vuurwapen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] is voor een bedreiging tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Daartoe dient de bedreigde kennis te nemen van de bedreiging.
Verdachte heeft bekend dat hij op 10 september 2015 op de Facebookpagina “PVV op 1” een bericht heeft geplaatst met de tekst: "Pechtold je moet n kopschot hebben". Daarbij heeft hij een foto van een hand met daarin een vuurwapen geplaatst. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte aldus publiekelijk te kennen gegeven dat aangever Pechtold in het hoofd geschoten zou moeten worden.
Pechtold is van dit bericht op de hoogte gesteld en heeft bij zijn aangifte aangegeven zich door dit Facebookbericht bedreigd te voelen. Dat Pechtold dit bericht onder ogen zou komen moet verdachte duidelijk zijn geweest. Hij heeft de tekst en de foto immers geplaatst op een voor het publiek toegankelijke internetsite waardoor deze samenhangende uiting op laagdrempelige wijze kenbaar is geworden voor alle bezoekers van die site.
De gekozen bewoordingen in combinatie met de foto en geplaatst op een open Facebookpagina, zijn naar het oordeel van het hof van dien aard en onder zulke omstandigheden geuit dat bij de Pechtold de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Dit geldt te meer nu de bedreiging is geuit door een voor Pechtold volslagen onbekend iemand. Deze omstandigheid brengt met zich dat Pechtold geen afweging heeft kunnen maken of de bedreiging tenuitvoergelegd zou worden. Dit maakt dat Pechtold zich serieus bedreigd heeft kunnen voelen. Voorts heeft het hof het ontstaan van de redelijke vrees afgeleid uit de omstandigheid dat door Pechtold aangifte is gedaan, waarbij hij verklaart dat hij zich daadwerkelijk bedreigd voelde.
Dat verdachte heeft aangegeven dat hij niet van plan was de bedreiging daadwerkelijk uit te voeren, doet daar niet aan af. Door zijn woordkeuze te combineren met een afbeelding van een vuurwapen in een hand en dit op een Facebookpagina te posten, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat Pechtold bevreesd zou raken slachtoffer te worden van het in de bedreiging neergelegde misdrijf. Daarbij kan het kan niet anders dan dat verdachte op diverse momenten keuzes heeft gemaakt in zijn handelen. Zo heeft hij immers de tekst geschreven, deze gericht aan Pechtold, daarbij een afbeelding gezocht en dit geheel gepost.
Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 september 2015 te [plaats] , A. Pechtold heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een facebookbericht geplaatst met daarin de tekst "Pechtold je moet n kopschot hebben" en daarbij een foto geplaatst van een vuurwapen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 10 september 2015 schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van Pechtold door een bericht te plaatsen op een open Facebooksite. Dergelijke feiten veroorzaken bij de slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid en hebben een verregaande impact op hen, alsmede op hun gezin zoals in casu aangever Pechtold treffend heeft verwoord in zijn ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Ook bij het gebruik van sociale media zoals Facebook moeten de grenzen die de wet stelt aan uitlatingen die publiekelijk kunnen worden gedaan in acht worden genomen. Die grens is hier overschreden.
Dergelijke bedreigingen brengen gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving teweeg. Dit geldt te meer daar de verdachte zich heeft gericht tegen een landelijk bekend politicus die zijn publieke taak moet kunnen uitoefenen zonder dat hij aan bedreigingen wordt blootgesteld. Het handelen van verdachte kan een bedreiging betekenen voor het functioneren van de parlementaire democratie, onrust te weeg brengen in de samenleving en ondermijnt bovendien de rechtsorde. Facebook is immers een laagdrempelig medium met een groot publiek bereik en brengt daardoor het risico met zich mee dat derden worden geïnspireerd tot geweldpleging jegens politici.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 november 2016 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer voor bedreigingen. Deze veroordelingen hebben hem echter niet weerhouden van het begaan van dit strafbare feit.
Verdachte heeft ter zitting van het hof spijt betuigd in de richting van Pechtold en bij de politie zijn excuses gemaakt voor zijn handelen. De ernst van deze bedreiging en de impact die dat heeft gehad op de bedreigde, maken deze bedreiging tot een ernstig feit, waarbij oplegging van een geldboete geen passende reactie is. Voor de eerdere veroordelingen voor bedreiging zijn verdachte taakstraffen opgelegd. Die straffen hebben verdachte er niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een bedreiging. Het hof komt daarom tot oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf en daarmee tot een zwaardere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof acht, alles afwegend, gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren passend en geboden. Het daarnaast opleggen van een geldboete, zoals gevorderd, acht het hof, mede gelet op de financiële positie van verdachte, niet aangewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. Hulshof, griffier,
en op 20 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.HR 7 juni 2005, LJN AT3659