In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De moeder verzoekt het hof om de machtiging tot uithuisplaatsing te beëindigen per 1 april 2016, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) verzoekt om de beschikking te bekrachtigen. De moeder heeft in eerdere trajecten aangetoond dat zij in staat is om voor haar andere kinderen te zorgen, maar de GI stelt dat de ontwikkelingsbedreigingen voor [de minderjarige1] nog steeds aanwezig zijn. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1] al lange tijd bij de pleegouders verblijft en goed gehecht is aan hen. Het hof heeft besloten om het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) te verzoeken om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van terugplaatsing van [de minderjarige1] bij de moeder. Het hof heeft vragen geformuleerd over de impact van een eventuele terugplaatsing op de ontwikkeling van [de minderjarige1] en de hechtingsrelatie met de moeder. De beslissing om verder te beslissen is aangehouden, terwijl het hof wacht op het advies van de deskundige.