Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, had het gezag over haar dochter, geboren in 2013, maar dit was door de rechtbank beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder was van mening dat zij haar situatie had verbeterd en dat de beëindiging van het gezag niet noodzakelijk was. Het hof heeft echter overwogen dat de belangen van het kind voorop staan en dat de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van de minderjarige van groot belang zijn. De minderjarige had sinds haar geboorte in pleeggezinnen gewoond en vertoonde ernstige gedragsproblemen. Het hof concludeerde dat de termijn waarin de moeder in staat zou zijn om voor haar dochter te zorgen, ruimschoots was verstreken. De emotionele argumenten van de moeder om het gezag te behouden, werden als ondergeschikt beschouwd aan het recht van de minderjarige op zekerheid en ongestoorde hechting aan de pleegouders. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af.