ECLI:NL:GHARL:2016:1047
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorzieningen in familiezaken met onvoldoende samenhang met hoofdvordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende voorlopige voorzieningen. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft een verzoek ingediend om voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv. Dit verzoek was gericht op het terug inschrijven van hun kind [C] op haar adres en het tijdig betalen van kinderalimentatie door de verweerder, aangeduid als de man. De vrouw was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J. Blakborn, terwijl de man werd bijgestaan door mr. L.S. Koelewijn.
Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdzaak, geregistreerd onder zaaknummer 200.162.791/01, nog aanhangig was en dat er nog geen uitspraak was gedaan. Echter, het hof oordeelde dat het verzoek van de vrouw onvoldoende samenhang vertoonde met de hoofdvordering, die enkel betrekking had op de kinderalimentatie. Hierdoor kon het hof niet voldoen aan het vereiste van artikel 223 lid 2 Rv, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om [C] terug in te schrijven op het adres van de vrouw.
Daarnaast werd het verzoek van de vrouw om de man te verplichten tot betaling van de kinderalimentatie afgewezen, omdat zij reeds beschikte over een executoriale titel op dit punt, gezien de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Het hof merkte ook op dat het opleggen van een dwangsom voor de betaling van een geldsom als hoofdveroordeling niet mogelijk was volgens artikel 611a lid 1 Rv. De verzoeken van de vrouw werden derhalve afgewezen, en de beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.