In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 13 maart 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was beboet met een administratieve sanctie van € 85,- voor het niet op de eerste vordering ter inzage geven van zijn rijbewijs. Dit gebeurde op 24 juli 2012 op de Dam te Amsterdam. De betrokkene voerde in hoger beroep aan dat hij een identiteitskaart had getoond, waaruit zijn gegevens konden worden geverifieerd, en dat het niet nodig was om een dubbel identiteitsbewijs bij zich te hebben. Hij stelde dat het tonen van zijn identiteitskaart voldoende was en dat het bij zich dragen van een rijbewijs een risico op diefstal met zich meebracht.
Het hof oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene had de gedraging niet ontkend, en het hof concludeerde dat de sanctie terecht was opgelegd. Het hof benadrukte het belang van de politie bij een snelle afwikkeling van controles en dat de betrokkene niet ontslagen kon worden van de verplichting om zijn rijbewijs ter inzage te geven. De argumenten van de betrokkene werden niet overtuigend geacht, en het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter.