Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Oplegging van straf
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 5]heeft zich in de strafzaak in eerste aanleg gevoegd.
[benadeelde partij 6]heeft zich in de strafzaak in eerste aanleg gevoegd.
[benadeelde partij 7]heeft zich in de strafzaak in eerste aanleg gevoegd.
[benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] , [benadeelde partij 13] , [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 4]en
[benadeelde partij 16]hebben zich in de strafzaak in eerste aanleg gevoegd. De vorderingen van deze benadeelde partijen zijn in eerste aanleg deels toegewezen en voor het overige zijn deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, met dien verstande dat de rechtbank heeft verzuimd de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk te verklaren in het niet toegewezen deel van de vordering.
[benadeelde partij 1],
[benadeelde partij 2]en
[benadeelde partij 3], in die zin dat deze benadeelde partijen (alsnog, zoals gevorderd door de advocaat-generaal) niet-ontvankelijk worden verklaard in het niet toegewezen deel van hun vordering, is het hof niet gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
€ 221,00 (tweehonderdéénentwintig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 221,00 (tweehonderdéénentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.