ECLI:NL:GHARL:2016:1698
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verschoning van een raadsheer in een civiele procedure
In de zaak met zaaknummer 200.132.329/02 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 februari 2016 een verzoek tot verschoning afgewezen, ingediend door mr. H.E. de Boer, raadsheer in het hof. Het verzoek tot verschoning was gedaan in het kader van een civiele procedure tussen [A.] Beheer B.V. en Mowi Beheer B.V. De procedure omvatte getuigenverhoren die eerder in de zaak hadden plaatsgevonden, waarbij mr. De Boer als raadsheer-commissaris optrad. Mr. De Boer had in zijn verzoek aangevoerd dat hij de heer [A.], een bestuurder van [A.] Beheer, was tegengekomen tijdens vrijwilligerswerk voor de voetbalclub van zijn zoon. Hij vreesde dat deze ontmoeting en de toekomstige interacties in verenigingsverband de schijn van partijdigheid zouden kunnen oproepen.
De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De aangevoerde gronden door mr. De Boer, zoals de eenmalige ontmoeting met de heer [A.] en de betrokkenheid van zijn zoon bij de voetbalclub, werden door de wrakingskamer niet als zwaarwegend genoeg beschouwd om te concluderen dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer oordeelde dat er geen persoonlijke relatie was tussen mr. De Boer en de betrokken partijen, en dat het verzoek tot verschoning om deze reden werd afgewezen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C. Vleggaar, en markeert een belangrijk precedent in de beoordeling van verzoeken tot verschoning in civiele procedures.