In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete zijn opgelegd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 14 juli 2013 tot en met 13 april 2014, waarbij belanghebbende een bedrag van € 464 aan belasting en een gelijke verzuimboete is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting in hoger beroep is belanghebbende bijgestaan door haar echtgenoot en heeft de Inspecteur zich verdedigd. De kern van het geschil is of de Inspecteur terecht een verzuimboete van 100% heeft opgelegd. Belanghebbende stelt dat zij geen schuld heeft aan het verzuim, terwijl de Inspecteur dit betwist. Het hof oordeelt dat belanghebbende niet in haar bewijslast is geslaagd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof concludeert dat de opgelegde verzuimboete passend is, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder eerdere naheffingsaanslagen en afspraken over het gebruik van de auto tijdens de schorsing van het kenteken.