ECLI:NL:GHARL:2016:1762

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
15/00775
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete zijn opgelegd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 14 juli 2013 tot en met 13 april 2014, waarbij belanghebbende een bedrag van € 464 aan belasting en een gelijke verzuimboete is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting in hoger beroep is belanghebbende bijgestaan door haar echtgenoot en heeft de Inspecteur zich verdedigd. De kern van het geschil is of de Inspecteur terecht een verzuimboete van 100% heeft opgelegd. Belanghebbende stelt dat zij geen schuld heeft aan het verzuim, terwijl de Inspecteur dit betwist. Het hof oordeelt dat belanghebbende niet in haar bewijslast is geslaagd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof concludeert dat de opgelegde verzuimboete passend is, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder eerdere naheffingsaanslagen en afspraken over het gebruik van de auto tijdens de schorsing van het kenteken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00775
uitspraakdatum: 8 maart 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z]( hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 27 mei 2015, nummer AWB 14/8280, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het tijdvak 14 juli 2013 tot en met 13 april 2014 een naheffingsaanslag (met nummer [0000.00.000] .Y.3.90003) in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 464. Daarbij is voorts bij beschikking een verzuimboete van € 464 aan belanghebbende opgelegd.
1.2
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar inzake de boetebeschikking beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort voorts het dossier van de Rechtbank dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 11 februari 2016 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot [A] alsmede [B] namens de Inspecteur. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is sinds 11 maart 2011 houder van een motorrijtuig van het merk
Volkswagen, type Golf en voorzien van het kenteken [YY-YY-00] (hierna: de auto).
2.2
De geldigheid van het voor de auto afgegeven kentekenbewijs is verschillende keren
geschorst geweest, onder meer voor de perioden van 8 februari 2013 tot en met 13 juli 2013 en van 14 juli 2013 tot en met 13 juli 2014.
2.3
De auto heeft van april 2013 tot juli 2014 gestald gestaan in een, nabij een boerderij
gelegen, garage/schuur in [C] bij de heer [D] .
2.4
Op 8 april 2013, tijdens de schorsing van het kentekenbewijs, is door [D] met
de auto gebruik gemaakt van de openbare weg in Nederland. Ter zake daarvan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd met een verzuimboete.
2.5
Op 1 maart 2014 om 16.16 uur is geconstateerd dat (wederom) met de auto gebruik is
gemaakt van de openbare weg in Nederland, te weten op de A4 ter hoogte van Ringvaart aquaduct.
2.6
De Inspecteur heeft naar aanleiding van deze constatering op de voet van artikel 35 van
de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet Mrb) de onderhavige naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende opgelegd, berekend over de periode van 14 juli 2013 tot en met 13 april 2014. Daarbij is voorts een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 464, zijnde 100% van de nageheven belasting. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn door de Inspecteur aan belanghebbende bij brief van 31 juli 2014 ‘vooraangekondigd’. De dagtekening van het aanslagbiljet is 25 augustus 2014.
2.7
Tot het dossier behoort een afdruk van een e-mailbericht van 26 juli 2014 van
belanghebbende aan de heer [D] . Het bericht behelst onder meer het volgende:
‘(…)
  • Nadrukkelijk is overeengekomen dat de golf niet op de openbare weg (lees: snelweg) zou worden gebruikt in verband met lopende schorsing, behalve incidenteel in [C] om de auto even te laten rijden.
  • (…)’.
2.8
De Rechtbank heeft de beschikking inzake de boete gehandhaafd.
2.9
Hiertegen heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht een verzuimboete van 100% aan belanghebbende heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, kort gezegd, tot vernietiging van de boetebeschikking.
3.4
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat terecht op de voet van artikel 35 Wet Mrb motorrijtuigenbelasting van belanghebbende is nageheven. Daarmee staat voorts vast dat te dezen sprake is van een betalingsverzuim als bedoeld in artikel 37 Wet Mrb in verbinding met artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen (vgl. HR 25 oktober 2013, nr. 11/04730, ECLI:NL:HR:2013:973, r.o. 3.5.2.). In zoverre heeft de Inspecteur terecht een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat sprake is van ‘grove schuld’ of ‘opzet’ aan de zijde van belanghebbende.
4.2
Op de voet van artikel 37 Wet Mrb in verbinding met artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen is de Inspecteur gerechtigd belanghebbende een verzuimboete op te leggen van ten hoogste € 4.920. In een beleidsregel van de Staatssecretaris van Financiën is evenwel geregeld, voor zover hier van belang, dat de op te leggen verzuimboete maximaal 100 percent bedraagt van het bedrag aan belasting dat niet is betaald (par. 34 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst). Bij het opleggen van de onderhavige verzuimboete heeft de Inspecteur zich hieraan gehouden.
4.3.
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd gepreciseerd dat zij de onderwerpelijke verzuimboete bestrijdt met de stelling dat te dezen sprake is van ‘afwezigheid van alle schuld’ (hierna: avas), zodat geen grond bestaat voor het opleggen van een verzuimboete. De Inspecteur heeft gemotiveerd bestreden dat sprake is van avas.
4.4.
Bij overtreding van een voorschrift dat wordt bestraft met een verzuimboete kan een belastingplichtige met vrucht een beroep doen op avas, indien hij feiten stelt en bij betwisting daarvan aannemelijk maakt die meebrengen dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen (vgl. onder meer HR 10 april 2015, nr. 14/05030, ECLI:NL:HR:2015:844).
4.5.
Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende niet in haar bewijslast geslaagd. In het licht van de eerder opgelegde, in 2.4 bedoelde naheffingsaanslag en de kennelijk door belanghebbende gemaakte afspraak dat incidenteel gebruik met de auto in [C] was toegestaan (zie 2.7), kan immers niet worden gezegd dat belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het gebruik van de auto tijdens de schorsing te voorkomen.
4.6.
In zoverre belanghebbende (ook) de hoogte van de verzuimboete in het kader van straftoemeting bestrijdt, dient het volgende te worden vooropgesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in gevallen als het onderhavige, naar de bedoeling van de wetgever, een verzuimboete van 100% aan de belastingplichtige wordt opgelegd met inachtneming van het wettelijke maximum (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2014, nr. 13/01102, ECLI:NL:GHARL:2014:4891). Dit neemt evenwel niet weg dat de bestuursrechter in belastingzaken in het kader van straftoemeting gehouden is om, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden, te beoordelen wat een passende en geboden sanctie is voor het verzuim dat door de belastingplichtige is begaan.
4.7
In het licht van de eerder genoemde omstandigheden (een eerdere naheffingsaanslag en de afspraak omtrent het incidentele gebruik), acht het Hof een boete van € 464 te dezen passend en geboden voor het verzuim dat door belanghebbende is begaan. Hetgeen zij overigens nog heeft aangevoerd, doet aan deze conclusie niet af.
slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is te Arnhem in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2016.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema)
(R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 maart 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.