ECLI:NL:GHARL:2016:1764

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
15/01312
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de verzuimboete van € 702, die aan belanghebbende was opgelegd wegens het gebruik van een auto tijdens de schorsing van het kenteken, gematigd tot € 267. De inspecteur stelde dat de boete van 100% terecht was opgelegd, terwijl belanghebbende dit ontkende. De zaak betreft de periode van 2 november 2013 tot en met 2 augustus 2014, waarin belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting ontving. De rechtbank oordeelde dat de boete gematigd moest worden, omdat de auto gedurende een deel van de periode in een stalling stond. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inspecteur zich aan de beleidsregels had gehouden. Het hof concludeerde dat de opgelegde boete van € 267 passend was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hoger beroep van de inspecteur werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/01312
uitspraakdatum: 8 maart 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 13 augustus 2015, nummer AWB 15/1527, in het geding tussen de Inspecteur en
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het tijdvak 2 november 2013 tot en met 2 augustus 2014 een naheffingsaanslag (met nummer [0000.00.000] .Y.3.90001) in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 702. Daarbij is voorts bij beschikking een verzuimboete (hierna: de boete) van € 702 aan belanghebbende opgelegd.
1.2
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar inzake de boetebeschikking beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de op de boetebeschikking betrekking hebbende uitspraak op bezwaar vernietigd en de boete gematigd tot € 267.
1.4
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort voorts het dossier van de Rechtbank dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 11 februari 2016 te Arnhem. Aldaar is verschenen en gehoord: [A] namens de Inspecteur. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen. Bij aangetekend verzonden brief van de griffier van het Hof van 8 december 2015 is hij uitgenodigd voor de zitting op 11 februari 2016 om 09.50 uur te Arnhem. De brief is gericht aan het door belanghebbende opgegeven adres [a-straat] 4, [Z] . Blijkens informatie van PostNL is de brief op 9 december 2016 te 14.41 uur op genoemd adres aangeboden en is voor ontvangst ervan getekend.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is sinds 17 januari 2013 houder van een motorrijtuig van het merk Fiat
en voorzien van het kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto).
2.2
Van 2 november 2013 tot en met 6 augustus 2014 is de geldigheid van het voor de auto
afgegeven kentekenbewijs geschorst geweest.
2.3
De auto heeft van 2 november 2013 tot en met 19 april 2014 ononderbroken gestald
gestaan in een stalling aan de [b-straat] 24A te [B] .
2.4
Op 1 juni 2014 is met de auto gebruik gemaakt van de openbare weg in Rotterdam.
2.5
De Inspecteur heeft naar aanleiding hiervan op de voet van artikel 35 van de Wet op de
motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet Mrb) de onderhavige naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende opgelegd, berekend over de periode van 2 november 2013 tot en met 2 augustus 2014. Daarbij is voorts een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 702, zijnde 100% van de nageheven belasting.
2.6
De Rechtbank heeft de beschikking inzake de boete gematigd tot € 267.
2.7
Hiertegen heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht een verzuimboete van 100% aan belanghebbende heeft opgelegd. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, kort gezegd, tot handhaving van de boetebeschikking.
3.4
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat terecht op de voet van artikel 35 Wet Mrb motorrijtuigenbelasting van belanghebbende is nageheven. Daarmee staat voorts vast dat te dezen sprake is van een betalingsverzuim als bedoeld in artikel 37 Wet Mrb in verbinding met artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen (vgl. HR 25 oktober 2013, nr. 11/04730, ECLI:NL:HR:2013:973, r.o. 3.5.2.). In zoverre heeft de Inspecteur terecht een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd.
4.2
Op de voet van artikel 37 Wet Mrb in verbinding met artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen is de Inspecteur gerechtigd belanghebbende een verzuimboete op te leggen van ten hoogste € 4.920. In een beleidsregel van de Staatssecretaris van Financiën is evenwel geregeld, voor zover hier van belang, dat de op te leggen verzuimboete maximaal 100 percent bedraagt van het bedrag aan belasting dat niet is betaald (par. 34 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst). Bij het opleggen van de onderhavige verzuimboete heeft de Inspecteur zich hieraan gehouden.
4.3
Als uitgangspunt heeft te gelden dat in gevallen als het onderhavige, naar de bedoeling van de wetgever, een verzuimboete van 100% aan de belastingplichtige wordt opgelegd met inachtneming van het wettelijke maximum (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2014, nr. 13/01102, ECLI:NL:GHARL:2014:4891). Dit neemt evenwel niet weg dat de bestuursrechter in belastingzaken in het kader van straftoemeting gehouden is om, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden, te beoordelen wat een passende en geboden sanctie is voor het verzuim dat door de belastingplichtige is begaan.
4.4
In het kader van deze straftoemeting heeft de Rechtbank meegewogen dat de auto in de periode van 2 november 2013 tot en met 19 april 2014 ononderbroken gestald heeft gestaan in een stalling. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank die omstandigheid terecht laten meewegen bij de beoordeling van de vraag wat, gelet op alle omstandigheden van het geval, een passende en geboden sanctie is voor het verzuim dat door belanghebbende is begaan (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2014, nr. 13/01102, ECLI:NL:GHARL:2014:4891). Nu voor genoemde periode geen sprake is van bewijsnood waarvoor de Inspecteur zich gesteld ziet in het kader van het heffen van belasting op de voet van artikel 35 Wet Mrb, is het naar het oordeel van het Hof onevenredig om de volgens die bijzondere heffingsbepaling vastgestelde heffingsgrondslag zonder meer - voor 100% - als boetegrondslag te hanteren. Evenals de Rechtbank, acht het Hof een boete van € 267 te dezen passend en geboden voor het verzuim dat door belanghebbende is begaan. Hetgeen de Inspecteur overigens nog heeft aangevoerd, doet aan deze conclusie niet af.
slotsom
Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Van de Inspecteur zal, nadat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan, een griffierecht worden geheven van € 497.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is te Arnhem in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2016.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema)
(R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 maart 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.