2.3De getuigen hebben, voor zover hier van belang, het volgende verklaard.
[appellant]:“De aanleiding voor de betaling van 45.378 euro op 3 mei 2002 was de volgende. De ouders van [geïntimeerde] waren ongeveer failliet. Mijn dochter [A] belde mij in paniek op en vertelde dat de ouders van [geïntimeerde] de zaak hadden verloren en dat zij dreigden het huis te verliezen. Ze vroeg of ik iets kon doen. Ik kon 100.000 gulden ter beschikking stellen en dat heb ik gedaan. Ik heb dit bedrag in euro’s naar de zakelijke rekening van [geïntimeerde] overgemaakt en daardoor is de huisuitzetting voorkomen. Met [geïntimeerde] zelf heb ik hierover destijds geen contact gehad. Mijn dochter deed de geldelijke zaken en zij sprak daar dus over met mij. (…) We spraken er niet over, want daar was geen reden voor. Ik heb ze geholpen en daar is het bij gebleven. (…)
De aanleiding voor de betaling van € 45.000,- op 23 december 2002 was de volgende. [geïntimeerde] had een tweedehands grondverzetmachine gekocht maar had onvoldoende geld om deze te betalen. Mijn dochter [A] belde mij en vertelde mij hierover. Ze vroeg mij of ik nog wat kon missen. Dat kon ik en dus heb ik het genoemde bedrag betaald. Het ging daarbij om een gedeelte van de koopsom. Wat ik hiervan weet is wat mijn dochter vertelde. (…) Ik heb ook hierover destijds niet met [geïntimeerde] gesproken. Dat was om dezelfde reden als ik die hiervoor al noemde. De afspraak was eenvoudigweg: als je terug kunt betalen, dan betaal je terug. De verhouding was goed, we spraken er niet over.
Over de betaling van 20 juli 2005 verklaar ik het volgende. Mijn dochter [A] belde mij en zei dat ze geen geld hadden om het vakantiegeld te betalen. Ze vroeg om € 10.000,-. Ik had al twee keer eerder geld uitgeleend, wat nog openstond. [A] zei dat ze het over drie maanden konden terug betalen. Daarom heb ik het geld toch betaald. Mijn dochter gaf aan dat het geld naar de rekening van de V.O.F. moest en gaf de beschrijving aan. Dat is de reden waarom ik dit bedrag op deze manier heb overgemaakt. (…) Het was de enige keer dat er een termijn gold. Dit geld is daarom ook als eerste terugbetaald. Ik doel daarbij op de terugbetaling van € 15.000,-, waar dit bedrag in zat.
U vraagt nog naar de reden waarom ik bij de eerste twee betalingen de omschrijving ‘persoonlijke lening [geïntimeerde]’ heb gebruikt. Mijn dochter had mij gevraagd de bedragen naar de rekening van [geïntimeerde] over te maken en zij zat toen bij mijn weten niet in het bedrijf. Verder was dit wat mijn dochter mij aangaf.”
[A]:“U vraagt als eerste naar de gang van zaken bij de betaling op 2 mei 2002 van een bedrag van € 45.378,-. Ik kan mij dat nog goed herinneren. Er lag beslag op de woning van de ouders van mijn toenmalige man, [geïntimeerde]. Op de bewuste dag bleek dat zijn ouders een zaak over verborgen gebreken hadden verloren en dat zij 150.000 gulden moesten terug betalen. Zij hadden dat geld niet. Wij hebben er met hen over gehad hoe we dat zouden kunnen oplossen. Wij konden een bepaald bedrag bij de ING bank lenen. Daarnaast heb ik mijn vader gevraagd om 100.000 gulden uit te lenen, zodat wij dit konden doorlenen aan de ouders van [geïntimeerde]. Zoals gezegd heb ik dat aan mijn vader gevraagd, omdat het mijn vader was. Ik heb dat zeker in overleg met [geïntimeerde] gedaan. We hadden het er samen immers over hoe we het probleem van zijn ouders konden oplossen. We hadden die dag niet veel opties. De bank kon niet meer geld uitlenen. Zo kwamen we erop dat ik mijn vader om het geld zou vragen. Mijn vader was bereid het geld uit te lenen. Ik heb [geïntimeerde] verteld dat het gelukt was. Ik neem aan dat hij dat vervolgens aan zijn ouders heeft doorgegeven. Het geld is nog dezelfde dag overgemaakt, denk ik. U vraagt naar de reden van de omschrijving dat het een persoonlijke lening van [geïntimeerde] betrof. Het ging om een lening voor zijn familie, eigenlijk om een lening aan [geïntimeerde] of aan ons met de bestemming om het door te lenen aan zijn ouders. Het was dus in zijn belang. Ik heb mijn vader de instructie gegeven naar welke rekening het moest worden overgemaakt. Dat was naar de zakelijke rekening van [geïntimeerde], omdat dit zijn rekening was. (…)
U vraagt vervolgens naar de betaling op 23 december 2012 van € 45.000,-. Ik heb geprobeerd mij te herinneren hoe dat is gegaan. Ik neem aan dat we deze lening aan mijn vader hebben gevraagd omdat [geïntimeerde] dringend een andere grondverzetmachine nodig had. (…) [geïntimeerde] kon een dergelijke machine kopen, maar had daarvoor geld nodig. Ik neem aan dat ik dat toen aan mijn vader heb gevraagd, ik denk telefonisch. Het zou ook kunnen dat [geïntimeerde] erbij was en ook dat we het bijvoorbeeld hebben gevraagd toen we bij mijn vader op bezoek waren. Ik weet dat niet meer. Ik weet wel zeker dat [geïntimeerde] erbij betrokken is geweest. (…) De verklaring van [geïntimeerde] dat hij niet van deze lening wist, is dus beslist onjuist. Over de aanleiding van deze lening verklaar ik nog nader, dat ik aanneem dat het die keer om de aankoop van de bedoelde machine ging, omdat we verschillende keren substantiële bedragen aan mijn vader hebben gevraagd en één van die keren het geval betrof dat er geld moest worden geleend voor het aankopen van deze machine.”
Over de betaling van € 10.000,- op 20 juli 2005 weet ik nog het volgende. Wij konden op dat moment vakantiegeld voor onze medewerkers niet betalen. (…) [geïntimeerde] en ik hebben toen overlegd over een oplossing. Die oplossing was dat we mijn vader om een tijdelijke lening zouden vragen. De omschrijving dat het om een lening aan de V.O.F. ging voor drie maanden, is gebruikt omdat het geld voor het bedrijf was bestemd dat toen in een V.O.F. tussen ons werd gedreven. De verwachting was dat we het geld op korte termijn konden terug betalen, als de opdrachtgever voor het werk van [geïntimeerde] zou hebben betaald. U houdt mij voor dat het volgens [geïntimeerde] om een lening voor een nieuwe auto voor mij zou zijn gegaan. Dat is beslist niet waar. Ik zou nooit geld lenen om een auto te kopen en dat heb ik ook nooit gedaan. Ik reed in een Renault Megane en die heb ik ingeruild voor een Renault Megane Scenic. Daarvoor moest ik €5.000,- bij betalen. Dat geld hadden we gewoon en hebben we toen betaald. Dit moet ook zo uit de boekhouding kunnen blijken. (…) Over het aangaan van deze lening heb ik ook zeker overleg met [geïntimeerde] gehad. (…)
U vraagt ten slotte naar de terugbetalingen in 2009 en 2010. [geïntimeerde] en ik waren toen al uit elkaar, maar we hadden nog gewoon contact. Mijn vader vond het tijd worden dat er geld werd terugbetaald. [geïntimeerde] had op dat moment beschikking over geld en dat mocht aan mijn vader worden betaald. Ik heb beide betalingen feitelijk gedaan, in overleg met [geïntimeerde]. Ik zie [geïntimeerde] nog naast mij zitten. [geïntimeerde] had mij gebeld en gevraagd langs te komen om de betaling te doen, omdat mijn vader om het geld had gevraagd. De reden dat dit zo ging, was omdat [geïntimeerde] nog nooit een bankpas in zijn handen had gehad. Ik heb altijd de boekhouding voor [geïntimeerde] gedaan. Dat was zo voor de scheiding en ook nog daarna, tot 3 of 4 jaar later. Het zou ook kunnen dat ik [geïntimeerde] heb gebeld omdat mijn vader mij naar de betaling had gevraagd. Dat weet ik nu niet meer. We hadden dagelijks contact in die tijd.
(…) U vraagt of de leningen in het kader van de scheiding van mij en [geïntimeerde] zijn meegenomen. Dat klopt. De leningen stonden op de balans van het bedrijf en zijn bij de berekening van het door [geïntimeerde] te betalen bedrag meegenomen. Feitelijk heb ik dus mijn deel aan hem betaald.”
[B]:“Ik ben vanaf 1999/2000 als boekhouder opgetreden zowel voor de heer [appellant] als de heer [geïntimeerde]. (…) Over de betalingen waar het in deze zaak om gaat kan ik het volgende verklaren. Bij het verwerken van de administratie kom ik de dagafschriften van de bank tegen, waaruit van de betalingen door [appellant] aan [geïntimeerde] blijkt. Op basis daarvan heb ik deze betalingen steeds in de administratie van zowel [geïntimeerde] als [appellant] verwerkt. Volgens de omschrijving van de betalingen op de dagafschriften ging het om persoonlijke leningen bij de betalingen in 2002. Ik heb deze dan ook als lening van [appellant] aan [geïntimeerde] verwerkt. Ik heb daar verder geen vragen over gesteld aan partijen, omdat ik daar geen aanleiding voor had. De lening is op de balans van [appellant] onder de activa vermeld en in de balans van [geïntimeerde] onder de passiva. Meer weet ik niet over de achtergrond van de betalingen en de afspraken die daarover zijn gemaakt. Over de betaling op 23 december 2002 kan ik nog verklaren dat deze is gedaan op de ING rekening van [geïntimeerde]. Ik heb het verloop van die rekening bekeken en heb daarop geen grote betalingen aangetroffen met andere woorden: tegenover de ontvangst van dit bedrag stonden geen duidelijke uitgaven. Ik neem daarom aan dat het hierbij om een aanvulling van het krediet/verlaging van de rekening-courant ging. Zoals gezegd heb ik de betalingen verwerkt in de balans. De cijfers zijn vervolgens gebruikt bij het samenstellen van de winst- en verliesrekening en het opstellen van de aangifte over voor de inkomstenbelasting, die ik ook voor beiden heren verzorgde. (…) Over de lening heb ik met de betrokkenen niet gesproken, dus ook niet met [geïntimeerde]. Dit stond zo duidelijk in de stukken dat er geen reden was daarop verder in te gaan. (…) U vraagt verder naar de diverse terugbetalingen. Ik weet dat de eerste lening van 120.000 gulden (nog in het guldentijdperk) al snel is terugbetaald. Daarna is er een tweede lening geweest die ook terug is betaald. Verder is er nog een lening van € 10.000,- geweest die is terugbetaald, dat wil zeggen: uit de bankafschriften blijkt dat er nog twee terugbetalingen van € 15.000,- en € 5.000,- zijn geweest. Daarbij wordt niet vermeld dat het om de terugbetaling van een specifiek bedrag aan lening ging. Ik heb deze betalingen afgeboekt op de lening zoals die op de balans stond.
(…) U vraagt of dat wat ik hiervoor verklaarde ook geldt voor de betaling die [appellant] op 20 juli 2005 heeft gedaan. Dat is juist. Ook die betaling heb ik in de dagafschriften gezien en deze heb ik op basis daarvan in beide administraties verwerkt.
(…) U vraagt of ik ook heb gekeken naar mogelijke uitgaven in 2003 vanaf de ING-rekening van [geïntimeerde]. Ik heb met name gekeken naar het verloop van deze rekening in 2002, maar ik heb ook in 2003 niet geconstateerd dat de rekening-courant is opgelopen.”
[geïntimeerde]:“Het klopt dat de betaling die [appellant] op 2 mei 2002 heeft gedaan, verband hield met het probleem waarmee mijn ouders werden geconfronteerd. Mijn ouders hadden geld nodig vanwege een verloren rechtszaak. [A] weet daar meer van. [A] en ik hadden het daarover. Ik zat erbij toen zij zei: ‘dan ga ik het aan mijn vader vragen’. Dat heeft zij vervolgens gedaan. Ik was daar verder niet bij en weet niet wat zij onderling hebben afgesproken. Het ging om een lening van [appellant] aan ons samen en niet alleen aan mij. Ik sta daarvoor. Het geld dat wij van [appellant] ontvingen hebben wij doorgestort naar mijn ouders.
Van de betaling die op 23 december 2002 is gedaan door [appellant], weet ik niets af. Eerder vandaag is verklaard dat ik er een shovel voor zou hebben gekocht, maar dat is volstrekt niet waar. Er is niets van gekocht. Er zijn ook geen aankoopfacturen en er is geen enkel papier waaruit blijkt waar het geld heen is gegaan. Ze vertellen dus gewoon maar wat. U houdt mij voor dat volgens de heer [B] het geld kennelijk is gebruikt om de rekening-courant aan te vullen. Daar weet ik niets van. Bij mijn weten stonden we niet in de min. Er was dus geen enkele reden om dit bedrag te lenen. Ik heb [A] ook beslist niet gevraagd om dat te doen. (…) U vraagt nog naar het feit dat bedrag is overgemaakt naar de rekening van de maatschap [geïntimeerde]. De rekening stond alleen nog op die naam bij de bank. Dat had allang gewijzigd moeten zijn. Feitelijk was het een rekening van [A] en mij samen.
Het verhaal dat de andere partij over de betaling van € 10.000,- op 20 juli 2005 vertelt, is ook onzin. (…) Als er een bedrag van € 10.000,- nodig zou zijn geweest voor betaling van vakantiegeld of loon of iets dergelijks, dan zou dat toch ook zo uit de administratie moeten blijken? Ik heb daar niets van gezien. Ook bij deze betaling ben ik op geen enkele manier betrokken geweest. Ik heb dus ook geen idee waarom [A] dit geld aan haar vader heeft gevraagd. Bij mijn weten is het geld gewoon opgegaan.
Over de terugbetalingen in 2009 en 2010 verklaar ik het volgende. [A] belde mij een keer op en zei dat haar vader een auto had gekocht en geld nodig had. Hij kon niet bij zijn geld, het stond op een spaarrekening of iets dergelijks. We hebben toen gekeken welk bedrag ik missen kon. Dat bedrag heeft [A] toen met mijn instemming overgemaakt. Ik weet niet of dat het bedrag van € 15.000,- of € 5.000,- betrof. Ik weet niet hoe het met de andere terugbetaling is gegaan. (…) U vraagt wat mijn bedoeling bij de betaling was die met mijn instemming plaatsvond. Dat weet ik echt niet meer.
(…) U vraagt wat [A] precies aan de boekhouding deed. Alles (…). Ik had in die tijd niet eens een pinpas. U vraagt of het ook haar taak was om leningen aan te gaan. Ja, dat is moeilijk. Ze deed alles, ze ging naar de bank enz., ze regelde alles. Ik keek nergens naar, ik ging gewoon werken.”