In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren uit een ontbonden huwelijk. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 6 oktober 2015, waarin de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen was verlengd. Het hof constateert dat de stukken die door de gecertificeerde instelling (GI) en de advocaat zijn ingediend, onvolledig en innerlijk inconsistent zijn, waardoor een gedegen beoordeling van de situatie van de minderjarigen niet mogelijk is. Het hof heeft herhaaldelijk verzocht om een compleet en geordend dossier, maar dit verzoek is niet nageleefd. Hierdoor is het hof van oordeel dat de huidige machtigingen tot uithuisplaatsing niet langer gerechtvaardigd zijn. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst de verzoeken tot verlenging van de machtigingen af, omdat de vrijheidsbeperkingen die op de minderjarigen worden toegepast, niet zijn omkleed met de benodigde juridische waarborgen. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige procedures en de bescherming van de rechten van minderjarigen in dergelijke ingrijpende situaties.