ECLI:NL:GHARL:2016:2127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
200.178.321/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opneming van Duitse geboorteakte in Nederlands register van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een vrouw, die in Duitsland woont, om een Duitse geboorteakte van haar minderjarige zoon op te nemen in het Nederlandse register van de burgerlijke stand. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Groothuismink, verzocht het hof om te verklaren dat de Duitse geboorteakte, die een andere achternaam vermeldt dan de Nederlandse, geldig is en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland deze akte moet erkennen en aanpassen. De man, de vader van de minderjarige, woonachtig in Nederland en vertegenwoordigd door mr. R.E. Schepers, heeft het verzoek bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid of afwijzing van de verzoeken van de vrouw.

Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de minderjarige in Nederland is geboren en dat er een geldige Nederlandse geboorteakte bestaat. De vrouw heeft een Duitse 'Geburtsurkunde' overgelegd, maar het hof heeft geoordeeld dat deze akte niet de juridische status heeft die de vrouw beweert. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de verzoeken van de vrouw toe te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de geslachtsnaam van de minderjarige was gewijzigd. De vrouw is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de man, die zijn kosten op € 2.099,- heeft begroot.

De beslissing van het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die de verzoeken van de vrouw had afgewezen. Het hof heeft de vrouw ook in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld, terwijl de kosten van de ambtenaren van de burgerlijke stand op nihil zijn begroot. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.178.321/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/168219 / FA RK 15-412)
beschikking van de familiekamer van 10 maart 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] (Duitsland),
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Groothuismink, kantoorhoudend te Enschede,
tegen
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. R.E. Schepers, kantoorhoudend te Enschede.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten,
gevestigd te Rijssen,
2. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer,
gevestigd te Deventer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 9 juli 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 7 oktober 2015, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vrouw verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende:
I. te verklaren voor recht dat de op de zoon van de vrouw betrekking hebbende, in Duitsland opgemaakte geboorteakte, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand ex artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
II. te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten, dan wel Deventer, aan de Nederlandse geboorteakte van de zoon van de vrouw een latere vermelding toevoegt, inhoudende dat zijn geslachtsnaam is gewijzigd in ' [C] ';
III. de geslachtsnaamwijziging ex artikel 10:24 BW te erkennen;
IV. te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten, dan wel Deventer, aan de Nederlandse geboorteakte van de zoon van de vrouw een latere vermelding toevoegt, inhoudende dat zijn geslachtsnaam is gewijzigd in ' [C] ';
V. kosten rechtens.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 23 november 2015, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden en verzocht haar verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, of, desnodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, af te wijzen, kosten rechtens.
2.3
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 november 2015, heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden.
2.4
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 26 januari 2016, heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden.
2.5
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een brief met bijlage van 4 november 2015 van mr. Groothuismink;
- een brief van 14 december 2015 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer;
- een journaalbericht met bijlagen van 21 december 2015 van mr. Schepers;
- een faxbericht van 26 januari 2016 van mr. Groothuismink.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 29 januari 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door mr. Groothuismink en de heer [D] , beëdigd tolk in de Duitse taal, en de man, bijgestaan door mr. Kesler (een kantoorgenoot van mr. Schepers). Ter zitting zijn - met instemming van het hof - een aantal stukken overgelegd, te weten een brief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justis, op 8 mei 2013 verzonden aan de vrouw, een Ausfertigung van het Amtsgericht [A] (Familiengericht) inhoudende een Beschluss van 4 december 2013 en een brief met bijlagen van Lammers Rechtsanwalt aan de man van 26 januari 2016.
2.7
Het hof heeft geen acht geslagen op de brief met bijlagen van de vrouw van 30 januari 2016, nu het hof de vrouw geen gelegenheid heeft gegeven na afloop van de mondelinge behandeling stukken in te dienen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Duitse nationaliteit. De man en de vrouw zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2010 te [E] . [de minderjarige] heeft de Nederlandse en Duitse nationaliteit.
3.2
Van de geboorte van [de minderjarige] is [in] 2010 door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer, [F] , een akte van geboorte opgemaakt. De akte vermeldt bij "latere vermelding betreffende erkenning" dat de man op 7 mei 2010 met toestemming van de vrouw de minderjarige heeft erkend en dat is gekozen voor de geslachtsnaam [G] .
3.3
Op de door de vrouw overgelegde "Geburtsurkunde" van 18 januari 2013, opgemaakt door [H] , Standesbeambt [A] (Duitsland) staat de minderjarige vermeld met als ''familienname'' [C] .
3.4
De vrouw heeft op 3 februari 2015 een inleidend verzoekschrift ingediend, waarbij zij heeft verzocht (I) te verklaren voor recht dat de op de zoon van de vrouw betrekking hebbende, in Duitsland opgemaakte geboorteakte, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand ex artikel 1:26 BW, (II) subsidiair de geslachtsnaamwijziging ex artikel 10:24 BW te erkennen en (III) te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten, dan wel Deventer, aan de Nederlandse geboorteakte van de zoon van de vrouw een latere vermelding toevoegt, inhoudende dat zijn geslachtnaam is gewijzigd in [C] .
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw afgewezen.
3.6
[de minderjarige] heeft vanaf medio 2015 zijn hoofdverblijf bij de man.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Het hof overweegt met betrekking tot het eerste in hoger beroep geformuleerde verzoek van de vrouw als volgt. [de minderjarige] is in Nederland geboren en van zijn geboorte is [in] 2010 conform de wet een akte opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer. Het hof ziet geen aanleiding een verklaring voor recht af te geven zoals door de vrouw verzocht. Weliswaar heeft de vrouw een “Geburtsurkunde” van 18 januari 2013 overgelegd, maar de vrouw heeft desgevraagd geen duidelijkheid kunnen geven over de juridische status van deze “Geburtsurkunde”. Anders dan de vrouw heeft gesteld, betreft dit geen akte die is opgemaakt ter gelegenheid van de geboorte van [de minderjarige] . Blijkens de brief van Standesambt [A] van 30 juli 2013 heeft de “Geburtsurkunde” betrekking op een “Nachbeurkundung der Geburt”. Nu voorts onduidelijk is gebleven op grond waarvan vervanging van de Nederlandse geboorteakte zou dienen plaats te vinden, zoals de vrouw heeft gesteld, zal het hof het verzoek van de vrouw onder I afwijzen. Hetgeen de vrouw overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.2
Voor zover de vrouw heeft gesteld dat de geboorteakte [in] 2010 en/of de erkenning door de man nietig dan wel vernietigbaar zijn, gaat het hof daaraan voorbij, nu de vrouw in het petitum van het beroepschrift niet heeft verzocht deze nietig te verklaren dan wel te vernietigen.
4.3
Het verzoek van de vrouw onder II om aan de Nederlandse geboorteakte van de zoon van de vrouw een latere vermelding toe te voegen, inhoudende dat zijn geslachtsnaam is gewijzigd in " [C] " en het verzoek onder III om de geslachtsnaamwijziging ex artikel 10:24 BW te erkennen kunnen evenmin worden toegewezen.
4.4
Het hof is van oordeel dat de stelling van de vrouw dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] is gewijzigd, welke stelling aan deze verzoeken ten grondslag ligt, geen steun vindt in de stukken. Het hof zal derhalve reeds om die reden deze verzoeken afwijzen.
Proceskosten
4.5
In zaken als de onderhavige is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. In het onderhavige geval zijn er evenwel gronden om van dit uitgangspunt af te wijken. De wijze van procederen aan de zijde van de vrouw, waarbij de man nodeloos kosten heeft moeten maken, geeft het hof aanleiding van de gebruikelijke compensatie van de kosten af te wijken. De vrouw heeft ter zitting desgevraagd geen, althans onvoldoende, toelichting kunnen geven ten aanzien van de status van de "Geburtsurkunde" van 18 januari 2013, hetgeen gelet op de door haar gestelde essentie daarvan in deze wel op haar weg had gelegen. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [de minderjarige] sinds medio 2015 zijn hoofdverblijf bij de man heeft en uit de stukken en de behandeling ter zitting geen aanwijzingen naar voren komen op grond waarvan te verwachten is dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] op korte termijn zal worden gewijzigd. Het hof acht tevens van belang dat de vrouw reeds verschillende procedures ten aanzien van de geslachtsnaam van [de minderjarige] heeft gevoerd, die niet het voor de vrouw gewenste effect hebben gehad. In een situatie als de onderhavige ligt het op de weg aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de Nederlandse consulaire vertegenwoordiging te vragen een verklaring van verscheidenheid van namen af te geven, waaruit blijkt dat [de minderjarige] in Nederland een andere achternaam heeft als in Duitsland. De gemeente Deventer heeft de vrouw reeds bij brief van 21 februari 2013 gewezen op deze mogelijkheid, maar de vrouw wenst daarvan - kennelijk - geen gebruik te maken. Gelet op het voorgaande zal het hof de vrouw als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.
4.6
Het hof begroot de proceskosten van de man in hoger beroep aan salaris voor de advocaat overeenkomstig het forfaitaire liquidatietarief op € 1.788,- (tarief II, 2 punten,
€ 894,- per punt: 1 punt voor het verweerschrift in rekestprocedures, 1 punt voor de mondelinge behandeling bij het hof) en € 311,- aan griffierecht, zodat de vrouw derhalve in totaal € 2.099,- aan de man verschuldigd is.
4.7
Het hof begroot de proceskosten van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Deventer op nihil.
Slotsom
4.8
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en de vrouw veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 9 juli 2015;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de man begroot op € 2.099,-, en aan de zijde van zowel de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rijssen-Holten als die van de gemeente Deventer op nihil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de gegeven proceskostenveroordeling;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. R.Ch. Verschuur en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 maart 2016.