Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
15 maart 2016
[Z]
heffingsambtenaarvan de
gemeente Zevenaar(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de waardevaststelling van een vrijstaande woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 141 te [Z], vastgesteld op € 303.000 per waardepeildatum 1 januari 2013. Deze waarde was gebaseerd op een taxatierapport van WOZ-taxateur [B]. Belanghebbende, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 11 februari 2016 heeft het Hof de standpunten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de waarde van de woning lager zou moeten zijn, namelijk € 263.000, terwijl de heffingsambtenaar de eerdere waardebepaling wilde handhaven. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat de door hem voorgestane waarde niet te hoog was. De heffingsambtenaar kon geen inzicht geven in de berekening van de gehanteerde m3-prijs, die aanzienlijk hoger was dan die van vergelijkbare referentieobjecten.
Uiteindelijk heeft het Hof, omdat geen van beide partijen de door hen voorgestane waarde aannemelijk kon maken, de waarde in goede justitie vastgesteld op € 290.000. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die in totaal op € 2.351 zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.