In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige. De verzoeker, aangeduid als de man, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, dat was afgewezen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G.H.M. Ganzeboom, was in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De verweerster, aangeduid als de vrouw, werd bijgestaan door advocaat mr. J.B. de Jong. De zaak betrof een complexe situatie waarin de man eerder was veroordeeld voor belaging en stalking van de vrouw, wat leidde tot ernstige zorgen over de impact van erkenning op de minderjarige en de vrouw.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de man geen adequate informatie heeft verstrekt over zijn behandeling en de voortgang daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat de man lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en dat zijn gedrag in het verleden een negatieve invloed heeft gehad op de vrouw en de minderjarige. De vrouw heeft een reële angst voor de man, die voortvloeit uit zijn eerdere gedrag, en het hof oordeelt dat erkenning van de minderjarige door de man een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de psychische toestand van de vrouw en de ontwikkeling van de minderjarige.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man tot vervangende toestemming tot erkenning afgewezen. Het hof concludeert dat de belangen van de vrouw en de minderjarige zwaarder wegen dan de belangen van de man bij erkenning.